Het distributiekantoor moest maandelijks het verwachte aantal inwoners opgeven van het district. Het district omvatte Oss als hoofdkantoor en de naburigedorpsgemeenschappen. Elke maand werden ruw geschat 500 inwoners (aanvragen) extra opgegeven. Een aanvraag was goed voor een maandvoorraad aan voedselbonnen. Indien er toch meer illegale voedselbonnen nodig waren, werden die door een illegale drukkerij aangeleverd. Deze bonnen waren echter iets lichter van kleur dan de originele. De legale voedselbonnen werden in de kluis op het distributiekantoor door Mia vervangen door illegale. Jacques van der Heyden was verantwoordelijk voor de kluis en had als enige de sleutel. Hij speelde het spel mee waardoor de illegale bonnen nooit werden ontdekt. De legale bonnen werden vervolgens in de illegale verspreiding gebracht. De Maaskant Illegaal materiaal werd ook verspreid in naburige dorpsgemeenschappen. Twee medewerkers uit het stadhuis in Lith kwamen elke maand bonnen en documenten voor ondergrondse activiteiten in Lith, Lithoyen, Oyen, Megen, Alem, Macharen en Maren ophalen. Normaal werd dit op het distributiecentrum opgehaald waar Mia het persoonlijk overhandigde. Als Van Rosendaal echter werd verwacht nam Mia de pakketjes mee naar huis, om ze daar aan de twee koeriers te overhandigen. Ook aan de koeriers uit de andere naburige dorpen werd soms illegaal materiaal meegegeven. De ontvangers waren in principe niet op de hoogte van de herkomst van het materiaal. Ontvangstbewijzen Het was niet mogelijk om legale voedselbonnen zomaar te laten verdwijnen. De voedselbonnen werden geprint in vellen Voor elk vel moest een ontvangstbewijs worden uitgeschreven. Mia schreef deze vervalste ontvangstbewijzen uit op verzonnen namen, niet bestaande huisnummers en ondertekende met drie initialen. Zij schreef deze gefingeerde namen met haar linkerhand om ze onleesbaar te maken en te voorkomen dat men haar handschrift herkende. Als ze een rubberstempel gebruikte, werd een kleine draai gegeven om de afdruk te vervagen. Vrijgelaten gevangenen, die in Duitsland in de fabrieken hadden gewerkt, stalen bij vertrek naar huis de rubberstempels en gaven deze aan Mia. Enkele van de namen die zij zich hierbij herinnert zijn: de Bie, Boeyen, Hendriks (met een groot litteken over zijn gezicht), Van Galen, De Sijp en Ceelen. ’s Nachts, als iedereen thuis sliep, nam Mia de gelegenheid om ontvangstbewijzen te schrijven. Honderden per keer, voor elk blad met voedselbonnen, elke maand weer!!! De volgende dag werden deze ontvangstbewijzen met de andere als legaal geregistreerd. Mies Welten had hierbij het toezicht, maar was zich van geen onregelmatigheden bewust.
Medewerkers van het distributiekantoor. Aan de tafel gezeten rechts, Mia en Clemens Roeffen Er kwamen geen vragen en het is dan ook nooit ontdekt. Het was een zeer vermoeiende maar noodzakelijke bezigheid. Het gevolg was dat Mia overdag erg moe was en soms achter haar bureau in slaap viel. Gedurende de lunchpauze ging zij naar huis om te slapen. Eens versliep zij zich zo dat ze pas tegen sluitingstijd van het kantoor aanwezig was. Wat tot een confrontatie met Jan van Rosendaal leidde. Het gevolg was wel dat Mia steeds meer ging opvallen en op haar hoede moest zijn. Mia: “We waren met hem opgescheept, hij was ondeskundig voor het werk. Nooit hebben we geheime informatie met hem besproken. We zaten zo met hem dat we hem “de lijder” noemde. Geen typefout, hij leed. We vreesden meer van de acties van Van Rosendaal dan van die van geüniformeerde Duitsers. Hij werd gezien als een dubbelagent en niet vertrouwd. Op een dag werd ik gevraagd naar de kamer van Van Rosendaal te komen. Jo Peeters, zijn secretaresse, moest de deur achter mij dicht doen. Met een grote grijns op zijn gezicht opende Van Rosendaal de onderste la van zijn bureau. Ik zag een lang type revolver, die kennelijk van NSB-burgemeester Apeldoorn was. Ik was niet onder de indruk omdat ik wist dat Van Rosendaal niet moedig genoeg was om het op welke manier dan ook te gebruiken. Op een andere dag nam ik de gelegenheid om zijn kantoor in te sluipen om naar de revolver te kijken. Het was er niet meer….. Terug naar “Apeldoorn”, veronderstel ik. Ik vertelde niemand hierover, bang voor een confrontatie en het eventueel naar Kamp Vught sturen van een medewerker die er mogelijk ruchtbaarheid aan zou geven.” Het was in de tijd dat Van Rosendaal om 9 uur ’s ochtends naar Mia’s thuis kwam om haar te bedreigen, zoals hij ook vele keren eerder had gedaan. Hij wilde dan alle adressen weten van de Joodse mensen die Mia van een maandelijkse aanvulling van voedselbonnen voorzien had. Het werd een routinegebeurtenis dat haar thuis aan de Molenstraat 44 aan het einde van de maand werd doorzocht. Dit was de periode van de uitgifte van de nieuwe voedselbonnen en daarom tijd voor Jan van Rosendaal Kamp Vught te waarschuwen. Niemand anders had regelmatig contact met Kamp Vught. Hij alleen was verantwoordelijk voor deze zaken op het distributiekantoor. Mevrouw Toncman Drs. G Hes schreef in zijn boek “Opdat zij niet vergeten worden.” over de Joden in Oss. Sofie Toncman wilde de gestempelde “J” uit haar identiteitsbewijs verwijderen, het kenmerk dat het een Joodse betrof. Dit mislukte en zij moest nieuwe identificatiepapieren aanvragen waaronder een stamkaart. Hierover vertelt Mia het volgende: “Sofie Toncman was hierover in vertrouwelijk contact met Van Rosendaal getreden. Op het nieuwe identiteitsbewijs werd echter toch de letter J gestempeld. Dit is mij achteraf gebleken. Of Van Rosendaal het zelf deed of het iemand anders liet doen, maakt geen verschil.” Mia herinnert zich helder dat ze de laatste keer voedselbonnen voor mevrouw Toncman zou moeten verstrekken. Ze schreef het ontvangstbewijs voor de voedselbonnen en gaf de maandelijkse voedselbonnen aan Jan van Rosendaal. Hij stond er namelijk op deze zelf af te leveren. Het zou de laatste keer zijn. “Een maand later vroeg ik Van Rosendaal of hij weer voedselbonnen nodig had voor mevrouw Toncman. Hij antwoordde: “Dat is nu niet meer nodig”. Men kan raden wat gebeurd was. “Als iemand gelooft in de hulp van Van Rosendaal voor Joden, dan mag God iedereen helpen met het zoeken van de waarheid. Het was naar de duivel gaan om gezegend te worden.” Algemeen bekend was dat er geld werd betaald voor elke Joodse persoon wiens bezittingen in beslag werden genomen. Tegen het einde van de oorlog was het bedrag opgelopen tot veertig gulden. Geheime vergadering Op een gegeven moment werd door Van Rosendaal op zijn kamer een geheime vergadering belegd met mensen die met Mia in nauw contact stonden. Mia was hiervan door Van Rosendaal niet op de hoogte gesteld. De geplande tijd was 8 uur s’ avonds. Dit was in de spertijd, de tijd dat niemand zonder toestemming van de autoriteiten buiten mocht zijn. Iedere aanwezige liep daardoor het risico beschoten of gedeporteerd te worden. Mia’s directe contacten uit Lith waren ook verplicht aanwezig; gezien de afstand betekende dat voor hen extra gevaar. Gelukkig is iedereen veilig thuis gekomen. Mia: “Om 11.00 uur die avond hoorde ik van het complot tegen mij. Het doel van de bijeenkomst was een plan om mij van mogelijke illegale activiteiten af te houden, als zou dit te gevaarlijk zijn en Van Rosendaal wilde niet dat ik mijn vingers zou branden. Hij had tranen in zijn ogen om mij te beschermen, naar men zei. Dit terwijl in werkelijkheid het opgezette plan was om iedereen uit te schakelen De stemming sloeg echter om iedereen wilde dat Mia bleef. Mia confronteerde Van Rosendaal de volgende morgen met haar wetenschap over de bijeenkomst en deelde hem mee, “Ik zal geen ontslag nemen”. Ziekteverlof Ter voorkoming dat Mia in de val zou trappen moesten maatregelen genomen worden. Van Rosendaal had meer dan vermoedens en was onbetrouwbaar en dat werd steeds gevaarlijker. Vanwege haar veiligheid en de andere illegale activiteiten waar zij bij betrokken was, moest Mia regelmatig legaal op het distributiekantoor afwezig kunnen zijn. Van belang was echter ook dat zij haar positie niet zou verliezen en vervangen zou worden. Met de hulp van Dr. Oscar Wasmann, haar overbuurman, kon zij altijd legaal (ziekte)verlof nemen en altijd absent zijn. Daardoor kon zij haar andere activiteiten uitvoeren. Ook wilde zij ook niet dat men op kantoor wist waar zij zich verder ophield. De dokterverklaring was overal goed voor. Mia kreeg op die manier gelegenheid voor andere illegale activiteiten waar zij bij betrokken raakte. Tegen de laatste dagen voor de bevrijding was Mia geheel afwezig; zij had toen haar eigen agenda. Overzicht van producten waarvoor distributiebonnen nodig waren gedurende de bezetting:
Grutterswaren, boter, margarine, spijsvetten.
|