a Dat Jan van Rosendaal in dit verhaal zoveel aandacht krijgt, komt doordat voor Mia, wier verhaal dit uiteindelijk is, Van Rosendaal gedurende de bezettingsjaren de grote “antipool” op het distributiekantoor was. Dat kostte haar veel frustratie. Daarbij komt dat het Van Rosendaal na de oorlog kennelijk ook lukte zijn “stoep schoon te vegen”. Zelf was hij niet capabel om het werk te doen, waardoor hij voor de uitvoering van de werkzaamheden Mia nodig had, hetgeen haar een sleutelpositie op het distributiekantoor verschafte.
Maar daarnaast was hij bang voor de Duitsers en andere collaborateurs, waardoor Mia en de anderen grote risico’s liepen. Mia is ervan overtuigd dat zij door hem verraden zou zijn als hij er voordeel van had gehad. Van Rosendaal liet het echter bij zware intimidaties aan het adres van Mia en de andere medewerkers van het distributiekantoor. Niet alleen voor Mia maar ook voor vele anderen was Van Rosendaal iemand die een dubbelrol speelde. Omdat zijn houding opviel, probeerde hij zijn dubbelrol op een overdreven manier te ontkrachten. Zo ook bij de terugkeer van Gremme die twee weken in Kamp Vught was geďnterneerd. Toen Gremme uit detentie terugkeerde, ging van Rosendaal hem met groot vertoon ophalen. Kennelijk had Van Rosendaal een rol in zijn terugkeer. Hij paradeerde samen met de terugkerende Gremme in triomf de hele weg door de hoofdstraat om te tonen wat een grote daad hij voor elkaar had gekregen. Terwijl zijn betrokkenheid bij de kwestie zodanig was dat Gremme werd opgepakt. Door dit vertoon kwamen er reacties waardoor op deze zelfde middag de moeder van Van Rosendaal nog in tranen vertelde dat haar zoon een collaborateur was. Zij huilde publiekelijk vaak, evenals zijn vrouw Simone.Het was bekend dat Van Rosendaal niet populair was in Oss. Hij was ook niet populair bij de Nazi´s. Zij buitten hem uit, omdat hij hen geďnformeerd hield. Bijzonder is dat de NSB-burgemeester Apeldoorn die een zuivering hield onder de ambtenaren van Oss bij Van Rosendaals naam de aantekening “zeer correct in houding” plaatste en in hem een bondgenoot zag. Zijn rol was voor Mia ook duidelijk toen hij kort voorafgaande aan het arrest verschillende keren aan Mia vroeg of zij het onderduikadres wist van Mr. Konig. Mia vermoedde vanaf dat moment dat een complot gesmeed werd om Konig, De Bourbon en van Gulick te pakken te krijgen. Van Rosendaal was betrokken bij “het verzamelen” van de laatste Joden die moesten worden gedeporteerd. Door die betrokkenheid kreeg hij door de Duitsers de verplichting opgelegd bij de verzamelplaats in de Kruisstraat aanwezig te zijn. Hij probeerde op het distributiekantoor anderen in zijn plaats te laten gaan. Hij vroeg ook Mia om hem te vervangen, wat zij beleefd weigerde. De dag na de deportatie lachte van Rosendaal Mia toe toen zij op kantoor kwam en zei “Ziezo die zijn opgeruimd”. Om Van Rosendaal te helpen met de correspondentie, werd het personeel uitgebreid met een privé secretaresse, Jo Peeters. Vanwege haar intense vriendschap met Van Rosendaal was zij verdacht. De post van het bureau van de chef ging rechtstreeks naar het postkantoor en niet samen met de reguliere dagelijkse post. Hij dicteerde haar dagelijks. De inhoud van de correspondentie en wat ermee is gebeurd, is niet bekend. De verhouding tussen beiden werd bekend door een publicatie in “De Stad Oss” een plaatselijke krant. “Op een zonnige zaterdag namiddag ging het koppel Van Rosendaal en zijn secretaresse fietsen op het platteland. Zij werden gezien door Parelvliet, een politieman. Toen zij op een zijkant van een dijk zaten kregen zij van de politie een bekeuring voor het onbevoegd betreden van die dijk. De volgende dag werd het proces verbaal gepubliceerd. Nu wist iedereen het!” Ten slotte Geruime tijd na de oorlog kwam vertelde hij een verhaal over “zijn verzetsdaden” aan de heer Spanjaard van het Jan Cunen museum. Dit gesprek werd op tape opgenomen. Het was in zijn belang “zijn straatje schoon te vegen” voor zijn verdere ambities. Zo solliciteerde hij o.a. na de oorlog naar het burgemeesterschap van Lith. Hij was er echter ongewenst. Van Rosendaal meldde zich aan voor registratie voor de toekenning van het verzetsherdenkingskruis, dat hem ook werd toegekend. Op basis van welke daden en getuigenissen, naast die van hem zelf, is niet bekend. Van Rosendaal was nooit aanwezig op 31 augustus bij de herdenkingen ter gelegenheid van de “Dag van de ondergrondse”. Na de publicaties in 1995 uit zijn getuigenis aan Spanjaard in het boekje van Drs. Wick den Ridder vroeg Mia op de herdenkingsbijeenkomst in Oss aan elk van de aanwezige verzetsmensen hoe zij over van Rosendaal dachten. Er was een eenduidig antwoord “fout”.
|