
|
We worden op stoelen gezet en de schoenen en sokken worden uitgetrokken. Daarna worden onze voeten gewassen en onze sokken ook. Wie geen reservesokken heeft krijgt een paar wollen sokken. Nu mogen we op enige bedden wat uitrusten, nadat we eerst een kop warme surrogaat-koffie gedronken hebben die echt niet al te slecht is. Wat een heerlijk gevoel, weer eens op een warme, menselijke wijze verzorgd te worden. Tegen zes uur komt Sjang in de kelder en gaan we met zijn allen naar een ruimte naast de slaapzaal. Daar staan lange tafels en banken. Aan een van de tafels eaan we zitten. Sjang heeft het hoofd van de luchtbescherming meegebracht. Samen laten zij ons onze wederwaardigheden sinds 11 November vertellen, waarna onze antecedenten, zoals opleiding en ervaring, genoteerd worden. Men wil proberen voor ons een onderdak te vinden in enkele luchtbeschermingsafdelingen en ons zo een "Ausweiss" bezorgen. Het is n.l. niet meer mogelijk, behalve via Duitsland, uit Limburg naar de rest van Nederland te komen, omdat de geallieerden in het Noorden van Limburg al over de Duitse grens in het Reichswald zitten. We moeten er dus op rekenen voorlopig met meer uit Venlo weg te komen. Sjang en zijn kompaan vertrekken en zeggen dat zij in ieder geval 's avonds nog terugkomen met nadere berichten. Inmiddels komen er nog andere mensen die zich aan de tafels zetten. Zij blijken medewerkers van de luchtbescherming te zijn. Het is etenstijd en we worden onthaald op eten uit de gaarkeuken. Na het eten praten we nog wat met andere mannen, maar zoetjesaan vertrekt ieder weer, behalve wij zes Rotterdammers, Jaques, Rinus, Otto, Kees, Frits en Arie. Onze Ausweiss krijgen we direct in handen. Hij is getekend door de burgemeester. Rinus en ik, als brandweermensen, krijgen tevens een Duits bewijs dat we, bij brand in Duitsland, ons over de grens mogen begeven voor bluswerk. Bij nadere kennismaking blijkt dat ook Sjang lid is van de ploeg van Gerard Schipper en dat zijn achternaam Hermans is. Normaal had hij een expeditiebedrijfje met een vrachtwagen, waarmee hij groente uit de tuinderijen rondom Venlo naar Duesseldorf en Duisburg bracht. Dit deed hij al jaren voor de oorlog en dat ging door tijdens de oorlog totdat zijn wagen geconfisqueerd werd. Gerard (25 jaar), die nu ook aanwezig is, blijkt een zoon te zijn van de directeur van de gemeentewerken te Venlo. Hij is de bevelvoerder van de ploeg, waartoe wij thans ook behoren. Als de rest van de ploeg ook zo sympathiek is als deze twee, dan hebben we het goed getroffen. Er wordt nog een half uurtje gezellig gebabbeld, Rinus en ik krijgen de opdracht ons morgenochtend om acht uur te melden bij de brandweerkazerne welke op en aan de binnenplaats van de fabriek is. Daarna vertrekt iedereen. Wij mogen deze nacht nog slapen op de bedden waarop wij gerust hebben en kunnen ons verfrissen in de was- en toiletruimte naast de slaapzaal. Een andere Rodekruiszuster die nu nachtdienst heeft zal ons wekken om zeven uur en wat te eten bezorgen. Na het wegvallen van alle spanningen, slapen we als marmotten. Om 8 uur melden we ons en maken we ook kennis met de rest van de ploeg. Dat is ten eerste Wim Stronk, een echte Rotterdammer die, in verband met de voedselschaarste in Rotterdam, logeerde bij zijn zuster, die getrouwd is met een Venloenaar Hij kon toen bij de brandweer aan het werk gaan. Verder Marcel, Paul en Charlie; allemaal jonge kerels, afkomstig uit Venlo. De brandweerwagen is een oude Renault uit ca 1925. Twee radiatoren zitten aan weerszijden van, laten we het een dashboard noemen. Er is geen cabine op maar wel een neerklapbare voorruit. Voor geluidssignalen zitten er een toeter met een rubberbal en een mechanische claxon op. En verder een grote koperen bel met klepel, die tijdens het uitrukken voortdurend door de bijrijder geluid moet worden. De uitrusting bestaat uit een stel uitschuifbare ladders op een stellage op een hoge, lange kast, waarnaast aan weerszijden een zitbank met kasten eronder. In de kasten bevinden zich het blusmateriaal en de gereedschappen. Verder is achter aan de wagen een door de motor aangedreven bluspomp aanwezig. Rinus en ik krijgen ieder een zwarte, Nederlandse legerhelm en een paar werkhandschoenen, voor de rest moeten we het met onze eigen kleding doen. Er wordt nog wat tijd besteed aan instructies en aan wat in- en opruimen van de auto en dan gaan we op weg naar een school die aan de buitenkant van Venlo ligt en waar we de rest van de dag op instructies moeten wachten. De school is een modern gebouw waarin geen enkele glasruit meer zit, vanwege de granaatscherven. Het Duitse leger heeft hier een bivak, maar dit is momenteel onbewoond, op een tweetal soldaten na. De rest van de troep zit momenteel aan het front bij de Peel, waar hevig gevochten wordt. In de lokalen van de school staan overal stapelbedden met matrassen, kussens en dekens. Ook staan er grote kachels. In de hal van het gebouw is een stortbak met koudwaterkraan, waar zowaar nog water getapt kan worden. Om haar te vervoeren pakken we haar in een stuk zeildoek en leggen haar op haar rug boven op de ladders. We maken ons klaar om te vertrekken. Wim en ik brengen de auto naar voren, om ook de anderen op te laten stappen en wachten daar op hen. De een na de ander komt eraan en stapt op, maar, oh schrik, daar komen de twee soldaten aan en komen op ons af. Zij vragen of wij soms een schaap bij de school hebben zien lopen. Natuurlijk zeggen wij nee. Maar op dat moment gebeurt het, het schaap gaat blaten. Maar Wim en ik beginnen gelijk een hoop lawaai te maken, Wim bedient de claxon en ik luidt de bel. Bovendien schreeuw ik: "jongens, kom nou het wordt te laat". Iedereen springt op de wagen en met een lawaaiende motor rijden we snel weg. Paul zijn zwager heeft een slagerij en Paul zal hem vragen of die het beest wil slachten. We rijden erlangs en na goedkeuring laden we het af. Wij rijden door naar de Pope om ons er te laven en er te slapen.
Na het eten hebben we nog even contact met de andere Rotterdamse vluchtelingen. Er valt nog weinig te vertellen, want er is de laatste dagen bij hen weinig voorgevallen. Van onze ploeg was niemand van de Venloenaren bij het eten aanwezig. Iedereen is naar zijn eigen huis gegaan. Rinus en ik waren dus de enigen van de Renaultploeg aan tafel. We slapen weer in de kelder. We hebben vannacht weer zo vast geslapen, dat we niet gemerkt hebben, dat er een granaat in de portiersloge is terechtgekomen. Gelukkig is hij niet ontploft en was er op dat moment niemand aanwezig. Maar het heeft wel gevolgen voor de programma's van de verschillende brandweerploegen. Om te voorkomen dat bij een geconcentreerde hoeveelheid auto's er meerdere geraakt zullen worden bij een granaat- of bominslag, moeten alle wagens dag en nacht op bun buitenposten blijven. Bovendien moeten zij paraat staan, zodat ook een deel van de hetreffende ploeg daarbij aanwezig is. Voor onze ploeg zijn daar niet zoveel bezwaren aan verbonden, wij kunnen het meubilair van onze kelder aanvullen met een aantal bedden met beddegoed. Een vaste verblijfplaats is dus snel genoeg in te richten. Er treedt nog een verandering voor ons op en dat is dat wij de beschikking krijgen over een andere auto. Dit is de Ford-V8 tankautospuit met een watertank van 3 kubieke meter inhoud en een zware Magiruspomp. Deze auto is destijds aangeschaft voor het blussen van heidebranden. De wagen is verder uitgerust met ladders en al het andere normale blusmateriaal. Hier is wel een cabine aanwezig, waarvan echter de ruiten door granaatscherven verdwenen zijn. De hele wagen is nogal door scherven beschadigd. Ook de pomp vertoont een groot scherfgat. We zullen moeten roeien met de riemen die we hebben. De ploeg installeert zich op en in de wagen en we vertrekken naar de school. Paul is echter naar zijn zwager gegaan en zal op eigen gelegenheid naar de school komen. Op de plaats van bestemming gekomen plaatsen we de wagen onder het afdak en gaan we aan de slag om de kelder in te richten. Er worden een viertal stapelbedden met inhoud naar beneden gebracht. Anderen proberen de kachel aan te maken, want het is inmiddels 21 November en dus zeer kil in de kelder.
Inmiddels is Paul gearriveerd. Hij heeft bij een ijzermagazijn een wasketel weten te krijgen. Daarin heeft hij de geslachte delen van het schaap gepakt en zo is hij met de ketel achter op de fiets naar de school gekomen. Maar hij is slim geweest en heeft onderweg nog wat zout en wat kruiden georganiseerd.
Nu de kachel aan is, kunnen we het vlees wel koken, waardoor het tegen bederf min of meer gevrijwaard is. Maar we zouden tegelijkertijd een uitgebreide vleessoep kunnen maken als we er ook nog wat groente in konden doen. Geen enkel bezwaar. Groente genoeg in de omgeving. In de omstreken van Venlo wordt zeer veel groente gekweekt, vooral in kassen en zodoende vinden we achter de school uitgebreide terreinen met door granaten volledig kapot geschoten kassen. De groentes dus voor het grijpen, zoals tomaten, prei, koolsoorten enz., enz. Bovendien staan er hier en daar tabaksplanten. De oorzaak dat hier zoveel granaatschade voorkomt, is gelegen in het felt dat de school, en de terreinen erachter, dichtbij de Duitse grens gelegen zijn.
Aan die grens aan de voet van het hoger gelegen vliegveldje staat een batterij kanonnen opgesteld. Wanneer deze batterij een salvo afvuurt dan kan je er donder op zeggen dat er vanuit de Peel direct daarna een salvo door de geallieerden in de richting van de batterij gelost wordt. Als je buiten bent, hoor je eerst het gedonder van de Duitse kant, en hoor je de granaten overgieren en even daarna hoor je in de verte het kanongedonder van de andere kant en hoor je bijna gelijktijdig de granaten van de andere zijde overgieren en even later tot ontploffing komen. Soms verder weg en soms dichterbij. Aan het geluid van de overgierende granaat kan je horen, of hij dichtbij of ver weg zal ontploffen. Als het lijkt dat het op je afkomt laat je dan maar plat op de grond vallen, dan heb je kans dat de scherven over je heen vliegen.
Over de soep verder gesproken. Twee mannen trekken er op uit om groente te halen en enkele schillen aardappelen van de grote voorraad in de verwarmingskelder. De rest stookt de kachel op en haalt boven in de hal water. Na verloop van tijd zijn alle ingredienten aanwezig en in de ketel terechtgekomen. De ketel wordt op de kachel geplaatst. In de tijd dat de soep staat te trekken maken we de kelder schoon en verder een beetje gezellig, want we zullen hier voor langere tijd in moeten bivakkeren.
Wel is het zo, dat enige van de manschappen 's avonds naar hun eigen huis zullen gaan. Daar is Sjang er een van en verder Paul en Arie. 's Middags krijgen we opdracht naar expeditiebedrijf Hermans te gaan. Dat is met het bedrijfje van Sjang, maar het internationale expeditiebedrijf (dat heden in het jaar 2000 nog bestaat). Daar aangekomen blijkt dat er in de kapotgeschoten loods enige bedrijfsauto's staan opgeslagen, waarvan sommige op blokken en een paar speciale wagens nog op banden. Achterin staat een wagen volledig in brand en een daarnaast staande begint net. Er is ruimte om deze te verplaatsen, dus we beginnen eerst deze te blussen om hem naar buiten te kunnen duwen. We brengen hem naar buiten, d.w.z. duwen met de hand, want geen van de wagens kan starten. Daarna gaan enkele zich helemaal wijden aan de fel brandende wagen om deze te blussen en de wanden waar hij tegen aan staat nat te houden. Gelukkig ontbreekt dat deel van het dak, dat zich boven de wagen bevindt. Blijkbaar bij een of andere, eerdere granaatinslag vernield. Hoe de wagen in brand is gekomen is een raadsel. Waarschijnlijk aangestoken, maar door wie?
De rest van de mannen rijdt nu zo veel mogelijk rijdbare wagens uit de buurt van de brand. Tegen zessen is de brand geheel geblust en krijgt de brandweerploeg, die het meest in de buurt ervan gestationeerd is, de opdracht om regelmatig controle te houden. Nadat we alle materialen opgeruimd hebben en de naar buiten gebrachte wagen weer binnen gezet hebben, gaan we weer zo snel mogelijk naar onze soepketel. De soep staat nog lekker te pruttelen, hoewel de kachel bijna uit is. Maar naar onze mening is het vlees nog niet helemaal gaar. Daarom eten we maar wat brood, dat we nog over hebben. Degenen die de nacht thuis doorbrengen zijn naar huis en wij als rest praten nog wat gezellig na, waardoor we wat meer van elkaar te weten komen. Uiteindelijk worden de bedden opgezocht en wordt er in de nieuwe omgeving geslapen.
We hebben lekker geslapen en hebben getracht ons deze morgen een beetje te wassen. Er ontbreken ons nog wat zaken om het ideaal te maken. De thuisslapers krijgen opdracht om hier voor te zorgen. Gisterenavond hebben zij al opdracht gekregen om te zorgen voor borden en bestek. Dus we zullen zien wat of er meegebracht wordt. Vandaag is er weinig te doen, er zijn geen opdrachten. We controleren de auto en ruimen deze wat op. Verder schoonmaken van de kelder, in de omgeving groente zoeken voor de maaltijd en tevens de omgeving verkennen, enz. De thuisslapers hebben goed gezorgd voor spullen, zodat we een huishoudentje hebben. De corveediensten worden ingesteld. Zo hobbelen we de dag door en na het eten en na de boel opruimen, zetten we ons weer aan de tafel. Er worden verhalen verteld, moppen getapt en gezongen. Marcel heeft n.l. een mondharmonica, waarop hij uitstekend speelt. Hij kent alle, in die tijd gebruikelijke dans- en entertainmuziek. Zelfs operadelen en liedjes uit "Kun je zingen, zing dan mee". We kunnen dus lekker uitbrullen. De Duitsers hebben zich n.l. reeds dagen niet laten zien en daar wij normaliter overdag niet aanwezig zijn, weten zij niet dat wij hier beneden bivakkeren. Zo gaan de dagen zonder bijzondere gebeurtenissen voorbij. Hier en daar is een brandje gesticht in een geplunderde winkel. Soms moeten we controleren of ergens geplunderd wordt en trachten dit te voorkomen. Verder zorgen we voor onszelf. Halen groente uit de omgeving. Brood wordt door de thuisslapers meegebracht en soms ook iets van beleg, echt of imitatie. Ons eigen schapenvlees is met oneindig, dus weten we dat we op korte termijn naar de gaarkeuken moeten. Maar op Woensdag 29 November gebeurt er toch iets bijzonders. Sjang komt niet opdagen. Bij nadere informatie bij zijn buren, horen we dat hij gisterenavond bij een razzia is opgepakt en naar Duitsland gevoerd. Maar, oh wonder, Donderdagmiddag staat Sjang weer voor onze neus.
Hij is meegenomen naar Duisburg, maar heeft daar kans gezien uit de groep te ontglippen. En doordat hij de stad kent, uit de tijd dat hij daar zakelijk regelmatig kwam, wist hij de vluchtweggetjes te vinden. Hij heeft 's nachts gelopen en 's morgens was er een militaire vrachtauto die hem mee naar Venlo nam. Hij spreekt n.l. vloeiend Rijnlands-Duits. Vanaf nu slaapt Sjang ook in de kelder.
Woensdag hadden we opdracht gekregen om regelmatig politiediensten in de hele stad te vervullen. Dat wil zeggen alle panden controleren op vernieling en plundering. Daartoe hebben we een verklaring gekregen dat we onbezoldigd rijksveldwachter zijn. Donderdag-middag gaat Gerard (de brandmeester) met een paar man naar het stadhuis om daar op de zolder te zoeken naar uniformdelen, die daar nog moeten zijn. Sjang die net terugkomt als zij willen vertrekken moet daar natuurlijk bij zijn. Tegen donker komen zij terug met een berg spullen, zoals politiepetten, een paar uniformjasjes, leren vesten en een leren uniformjas. Al gauw is het spul verdeeld en ziet iedereen er min of meer officieel uit. We doen in de dagen daarna onze rondjes in de stad. Hier en daar jagen we plunderaars weg. Zelfs Duitse soldaten, die net zo hard jatten, hebben we eruit gejaagd.
's Maandags, het is inmiddels 4 December, krijgen we opdracht mee te helpen bij de evacuatie van gezinnen, die aan de Maaszijde wonen, om diefstal te voorkomen. Deze mensen moeten hun huizen verlaten omdat aan de overzijde van de Maas (bij Blerick) geallieerden gekomen zijn. Soms wordt van de overzijde geschoten op bewegende objecten, zoals mensen. In de straten die loodrecht op de Maas staan, die je dus vanaf de waterkant over de hele lengte kunt overzien, hebben de mensen, met behulp van Duitse soldaten, aan het Maaseinde van de straat lange tafels op hun korte zijde naast elkaar opgesteld. Zodanig in twee delen die elkaar overlappen dat tussen de rijen een ruimte van een meter overblijft, zodat men eventueel daar doorheen kan. Van de overzijde kan men echter door deze twee meter hoge wand de straat niet overzien. In de nacht van Dinsdag op Woensdag worden we opgeschrikt door een enorme klap boven ons hoofd. Er gebeurt verder niets, maar 's morgens zien we dat in de buitenmuur van de directiekamer, die boven ons hoofd ligt, een granaat van ca. l5 cm is ingeslagen en niet tot ontploffing is gekomen. Hij steekt half in de muur. Doordat we er zo aan gewend zijn dat dag en nacht de salvo's been en weer vliegen en hier en daar de granaten ergens ontploffen, heb ik er niet meer over gesproken. Maar enige dagen geleden gingen Marcel en ik tegen de schemer met onze soepketel naar de gaarkeuken. We liepen tussen de verwoestte kassen door, de kortste weg, toen we weer een salvo hoorden en direct daarna de granaten overgierden. Maar het geluid van een van de granaten veranderde. Daarom lieten we onszelf en de ketel vallen. Op dat moment ontplofte de granaat op misschien 100 tot 150 meter bij ons vandaan. Effe schrikken dus. Ook bij onze patrouilles in de stad ontplofte een granaat ergens in een zijstraat van de straat waarin wij ons bevonden. Ook dat liep dus weer goed af.
Zaterdag 9 December. We zijn weer aan het patrouilleren in de binnenstad. Ik zie een grote schoenwinkel met 2 etalages en een deur in het midden. De ruit is kapot, de ruit van de deur is nog heel. Binnen lopen mensen en ik open de deur en stap de winkel in. Maar oh wee, ik val gelijk met mijn rechterbeen in een groot gat. Als Rinus mij eruit haalt verrek ik van de pijn in dat been. Het blijkt dat de deksel van de watermeterput is weggehaald. Hangende op Rinus strompel ik naar de school. Mijn kuit doet erg veel pijn van binnen. Het been is slechts licht geschaafd, uiterlijk is er verder weinig aan te zien. Als ik op bed lig valt de pijn wel mee, behalve bij beweging. Voorlopig ben ik dus uitgeschakeld en wordt ik verzorgd door Rinus. Maar ook de anderen zijn erg behulpzaam. Ik wordt dus een beetje verwend.
Gerard is Zondag naar huis geweest en komt in de loop van Maandag weer in de school. Hij brengt ons een tijding die ons rustige leventje danig in de war zal schoppen. Hij heeft van zijn vader gehoord dat Venlo ontruimd zal worden en dat de brandweer in Duitsland ingezet zal worden. Dat laatste staat niemand aan en er gaan al stemmen op van: "Ik neem voor die tijd de benen", enz. Het is weer Sjang die met een opmerking komt, die inslaat bij de meeste van ons. Hij zegt: "Waarom gaan we niet met zijn allen en dan met de auto?". "Maar waarheen dan?" wordt er gevraagd. Sjang heeft zijn antwoord al klaar en stelt voor om door Duitsland naar Friesland te rijden en daar speciaal naar Noordwolde.
In Noordwolde zit, zoals bekend is, zijn vrouw, met de kinderen, bij haar ouders. Ik voel daar ook wel wat voor, want een aangetrouwde neef is burgemeester van de gemeente Weststellingwerf en woont in de hoofdplaats Wolvega, waar Noordwolde vlakbij ligt. Ook ik zou daar dus vlakbij een verblijfplaats kunnen hebben. En misschien kan Eugeen, de neef, ook voor de anderen iets doen. Over de risico's wordt licht heengestapt.
Van onze ploeg is alleen Arie degene die niet meedoet, omdat hij bij zijn familie wil blijven bij een eventuele evacuatie. Charlie is al eerder uit de ploeg gestapt en is met zijn familie naar Tegelen geevacueerd. Zodoende blijven er 7 man over die willen gaan. Dat zijn dus: Gerard, Sjang, Wim, Marcel, Paul, Rinus en ik.
Arie heeft beloofd om niet te verraden waar wij naar toe zijn vertrokken. Er wordt nog lang overlegd over de organisatie, de datum en mee te nemen spullen. De volgende dag, Dinsdag, zullen we alles voorbereiden en de auto laden en Woensdag de 13e, 's morgens vroeg vertrekken. Maar er dreigt een kink in de kabel te komen. Dinsdagmorgen om een uur of tien komt Gerard van huis met de mededeling, dat er tegen het eind van de middag een groep inwoners van Venlo, die te dicht bij de rivier wonen, bij ons ondergebracht zullen worden. Het gaat om 18 mensen, mannen, vrouwen en kinderen. Wij moeten zorgen voor bedden, tafels, banken en zo mogelijk opbergruimte. We hebben al gauw een oplossing gevonden om onopgemerkt te verdwijnen. We plaatsen de bedden voor de "gasten" zo ver mogelijk van de trap en verwarmingskelderdeur. Daarnaast de banken en tafels. Onze bedden dus zo dicht mogelijk bij trap en deur. Onze persoonlijke spullen zoveel mogelijk in de verwarmingskelder vlak bij het kelderraam. In de tank van de auto verzamelen we dekens, kussens en andere dingen die eventueel onderweg nodig zullen zijn. Dit alles moet een beetje geheimzinnig gebeuren omdat in het begin van de middag een van de mannen, die bij ons zullen verblijven, een handje mee komt helpen. Maar alles verloopt goed. De mensen komen, richten zich zo goed mogelijk in en 's avonds wordt er nog een poosje gekletst. Marcel heeft zijn mondharmonica getrokken en er wordt zelfs nog wat gezongen.
Wat mij opgevallen is, in de afgelopen weken, is dat de Limburgers gezellige, gastvrije en een beetje optimistische mensen zijn. Men gaat op tijd slapen en spoedig is alles donker. |