Tweede Wereldoorlogervaringen


                                    Het verhaal van Otto Schouten

s

a
Rotterdam, 11 November, 1944. Het is 's-morgens 7 uur en zoals reeds in het voorwoord werd aangegeven hebben Nel en ik een onrustige nacht achter de rug. We wachten op de dingen die komen gaan. En ja om kwart over zeven wordt er gebeld en op de deur gebonsd. Na het openen van de deur wordt er geroepen dat alle mannen van 18 tot en met 40 jaar zich moeten melden bij het in aanbouw zijnde nieuwe belastingkantoor bij de Parksluizen. Zoals afgesproken tussen Nel en mij, zal ik mij melden met het vooropgezette doel om zo spoedig mogelijk te vluchten en naar huis te komen. Er worden wat warm ondergoed, een trui, overhemd en een paar boterhammen in de rugzak gestopt, een warm colbertje en de leren jas klaargelegd. En dan komt het moment van afscheid, dat plaats vindt bij de wieg van Frank. Maar, oh wonder, Frank heeft misschien iets voorvoeld en geeft een demonstratie weg. Voor het eerst van zijn leven richt hij zich zelfstandig op, pakt de stang van zijn wieggordijn, trekt zich daaraan op en gaat staan. Daar staat hij dan met zijn kontje te wippen ten afscheid van zijn vader. Na een beetje toch emotioneel afscheid wandel ik dan toch in de richting van de Parksluizen.

 


Ik zie meerdere mannen die richting uitlopen en we arriveren voor het gebouw van de Belastingen. Binnengekomen worden wij naar de 2de verdieping gedirigeerd. Het gebouw bestaat nog maar uit een betonskelet met daarin de buitenmuren, doch zonder ramen, deuren of kozijnen en verder geheel kaal beton. De wind heeft vrij spel, dus de warme leren jas doet goede dienst Ik zie geen enkele bekende. De meeste mensen uit de buurt die ik ken zijn boven de 40 jaar. Ik wil nog een poging doen er onderuit te komen en ga naar de officier, die de leiding schijnt te hebben en laat hem mijn groene kaart zien, waarop staat dat ik bij Motorenfabriek Deutz bedrijfsleider ben en belangrijk ben voor de voedselvoorziening. Tevens toon ik mijn persoonsbewijs waarin staat dat ik Werkluftschutzleiter ben. Antwoord: niets mee te maken, opdracht is alle mannen van 18 tot 40 verzamelen. Dus nul op het request
.

Er komen steeds meer mannen binnen en de grote ruimte wordt aardig vol. Dan gebeurt er verder niets en horen wij op de lagergelegen verdieping ook het geluid van heel veel stemmen Er moeten zo zachtjes aan honderden mannen in het gebouw zijn. Doelloos lopen wij rond. Eindelijk tegen 18.30 uur moeten wij verzamelen en worden we via de betonnen trappen naar beneden gevoerd en naar buiten. Dit alles met 4 man naast elkaar. Buiten wordt een lange rij gevormd en ik zie dat een van de bruggen over de Parksluizen neergelaten is en dat daar al een lange rij met telkens 4 mannen naast elkaar overheen loopt en naar de Maastunnel gaat. Wij sluiten aan en zo gaan wij dan een lange wandeling tegemoet door Rotterdam-Zuid en komen dan uiteindelijk op het station van het Feyenoord-stadion terecht. Onderweg worden wij toegejuicht door honderden vrouwen en kinderen, die langs de weg staan. Zij worden wel op afstand gehouden door de, ons begeleidende, soldaten. Op het perron worden wij opgesteld en krijgt ieder een heel bruinbrood. Langs het perron staat een lange trein bestaande uit veewagens. Wij worden dan in groepen van 55 man ingedeeld. Elke groep moet in een veewagen stappen. Om 21.30 uur is alles ingeladen.

De wagons hebben aan weerszijden schuifdeuren, zonder raampjes, en verder bevinden zich in de hoogte 4 raampjes van ongeveer 40 X 70 centimeter. Op de grond ligt in een hoek een hoop stro. Aan de kop van de wagon bevindt zich nog een hokje waarin een soldaat gaat zitten. Dan worden de deuren gesloten. We zijn reiswaardig, maar waarheen is onbekend. In de wagon is het nu behoorlijk duister, maar zoetjesaan begin je te onderscheiden wie er om je heen zitten. Er worden wat contacten gelegd en het gekanker gaat beginnen. Een van de jongere kerels gaat aan het schreeuwen om zijn moeder en wordt flink op de hak genomen. Hierdoor wordt de stemming wat losser en er worden zelfs wat moppen getapt. Inmiddels is het buiten donker en dus binnen helemaal. De trein begint te bewegen en gaat met een slakkengangetje in de richting van de Maas. Na een poosje hoor ik dat wij waarschijnlijk over de Maasbrug rijden. Dan gaat het weer langzamer en na een poosje staan wij weer stil en dat duurt een lange tijd.

Dan gaan wij weer en zo gaat het de hele avond en nacht, rijden, stilstaan, weer rijden enz. Ondertussen wordt er in de wagon gezongen, verhalen en moppen verteld. Er wordt geprobeerd, zittend met de rug tegen de wand, te slapen, maar zonder succes.

Het gezelschap, dat zich in de wagon bevindt, bestaat uit vogels van diverse pluimage. Een dokter, een PTT-man, een politieagent, oudere en jongere mannen Het grote probleem is je behoefte te doen. Het enige is je op te trekken aan een stang die boven in de wagon loopt en dan een been door het open luikje naar buiten te steken en zo je plas te laten lopen. Als man kun je je misschien voorstellen, wat voor problemen dat geeft. Een ander probleem in deze categorie is dat een van de kerels meedeelt dat hij syfilis heeft. De oplossing hiervoor is dat hij een van de vier luikjes als het zijne gebruikt en wij anderen de overige. En zo verloopt de nacht.

12 November, het schemert buiten. We gaan weer eens stilstaan. Inmiddels is het ca. 7 uur. Maar dan worden de deuren opengeschoven en mogen wij eruit, maar met de mededeling, dat als bij het weer in de wagon gaan er een ontbreekt er twee anderen gefusilleerd zullen worden. Bangmakerij, waar er verschillende intrappen. Het blijkt dat wij op station Haarlem staan. Wij mogen gebruik gaan maken van WC en urinoirs. Eindelijk kunnen we wat drinken aan de kranen en wat belangrijk is we kunnen lopen en de bloedsomloop weer stimuleren. Diversen van ons maken van de vrijheid gebruik om, op bij elkaar gezochte stukjes papier, berichtjes te schrijven met de mededeling dat in Rotterdam grote razzia's zijn gehouden onder de mannen van 18 jaar tot 40 jaar. Die briefjes gooien we vanaf het perron bij het viaduct naar beneden. Om ca. acht uur worden we weer ingeladen en gaat hetzelfde spelletje weer aan de gang. Rijden, stilstaan en weer rijden en om 8.30 uur zijn we in Amsterdam, waar we ons weer mogen ontlasten. Na een uurtje vertrekken we weer en arriveren in Weesperkarspel, waar de trein stopt. De locomotief wordt afgehaakt en deze vertrekt. Zulks vanwege luchtgevaar. We mogen de wagens niet verlaten. Maar hier worden we verzorgd door het Rode Kruis, met surogaatkoffie en warm eten. Hier krijgen we ook enige lege conservenblikken waarin we kunnen plassen.

In de loop van de middag is de locomotief terug en gaat de reis verder. We passeren stations als Hilversum en Amersfoort. Wanneer de trein aan het eind van de middag weer eens stopt, blijkt dat wij bij Oldenbroek staan. Hier mogen we, wagon voor wagon, eruit en langs een hek gaan zitten met de broek af, met gras als toiletpapier. Prachtgezicht die rij kerels in hun blote billen. Na verloop van tijd vertrekken we weer en is het inmiddels donker geworden. Als de trein weer eens langzamer rijdt, blijkt het dat we in de bocht voor de IJsselbrug bij Zwolle zijn. Ik opper hier dat ik mij hier uit een raampje kan laten zakken en springen. Maar de kans daartoe zal ik nooit krijgen, omdat ze me zelfs niet bij een raampje laten komen. Zo bang zijn ze voor het dreigement van doodschieten. We zijn echter nergens geteld bij het in de wagons gaan.

Zonder verder oponthoud gaat de trein verder Duitsland in, tot we stoppen in Hamm. Hier staat de trein een tijdje langs het perron. De deuren worden met geopend, maar een paar aardige burgers lopen af en aan met bekers water, die zij door de raampjes aangeven.

Dan verder naar Keulen, waar onze wagon, met nog een andere, wordt afgehaakt. De trein gaat verder en, zoals later blijkt, in de richting Aken. (Maar daar kom ik in de loop van het verhaal nog op terug). In Keulen worden we uitgeladen en wandelen, onder begeleiding van ambtenaren van de spoorwegen, door een lugubere, donkere, verwoeste stad, naar het hoofdkantoor van de Reichsbahn.

Het gebouw bestaat alleen nog maar uit muren, vloeren en een dak. Waar eerst ramen en deuren waren zijn er nu alleen nog maar gaten. Het is er koud en tochtig. We kunnen in onze jassen gehuld op de betonnen vloeren trachten iets te slapen. Hoewel ik mijn rugzak als hoofdkussen gebruik, komt er niet veel van slapen.

Inmiddels is het 13 November. Tegen de morgen komt er weer leven in de brouwerij, maar pas in de loop van de ochtend, tegen een uur of negen, worden we weer in geformeerde rijen naar buiten gevoerd en wandelen we weer door de gebombardeerde wijken naar, zoals later blijkt, het station. Onderweg zien we dat een van de torens van   de Dom zwaar gehavend is. Op het station wordt ons medegedeeld dat we naar Krefeld gaan en daar tewerkgesteld zullen worden bij de Reichsbahn. We worden zelfs in personenwagens vervoerd.

We stoppen in Krefeld-Oppum en 16 man, waaronder ik, moeten daar de trein verlaten. De rest van het treintje gaat door. Waarheen weet ik niet. Nu is er geen sprake meer van geordende rijen en kunnen we in vrijheid onze weg naar enige, naast het station gelegen, houten barakken volgen. Het blijkt dat die barakken in het vervolg ons onderkomen zullen zijn. Bij binnenkomst slaat de lysollucht je tegemoet, dus kunnen we ongedierte verwachten. Maar alles ziet er verder schoon uit. Ieder moet nu zijn eigen bed in bezit nemen en de meest gehaaide pakken de bovenste van de stapelbedden. Ik heb een onderbed en moet dat zelf opmaken. In een kastje kunnen we onze spullen kwijt. In een soort brede gang is er, langs de wand, een lange trog met een aantal kranen. Eindelijk kunnen we ons wassen. Douches zijn er natuurlijk niet, want men moet zuinig zijn met energie. Als we onze spullen en slaapplaats een beetje ingeruimd hebben, kunnen we in een soort eet- of woonruimte, een warme maaltijd nuttigen, bestaande uit "Eintopfgericht". Daartoe hebben we bonkaarten gekregen, waarvan de bonnen bij elke voedselvoorziening moeten worden ingeleverd.

Daarna is er corvee en dan kunnen we onze directe omgeving verkennen en nader kennismaken met mensen die je denkt dat ze je wel zullen interesseren. In de trein heb ik al wat nader kennisgemaakt met Rinus van Steenderen, een zelfstandige naaimachine-reparateur uit de binnenstad van Rotterdam.

In de loop van de middag voegt zich ook Jaques van Burg bij ons beiden. Deze heeft een bekende lampenwinkel aan de Binnenweg. We komen tot de ontdekking dat het eigenlijk wel een beetje klikt tussen ons drieen. Het blijkt dat we alledrie met de gedachte lopen om de benen te nemen, zodra we er de kans toe krijgen. Na een broodmaaltijd, d.w.z. we krijgen een stuk brood om enige dagen mee te doen en wat beleg, wordt er nog wat nagekletst en dan trekt ieder naar bed. De meesten slapen als een os. Maar de volgende ochtend blijkt dat diversen, van degenen die in bovenbedden sliepen, door wandluizen zijn geteisterd. Die wandluizen laten zich, uit kieren in het houten plafond, naar beneden vallen op degene die daaronder ligt.

Het is nu 14 November en vandaag gaat het voornoemde trio de omgeving een beetje verkennen. Er is n.l. nog geen werk voor ons. We wandelen door gebombardeerde straten. Een troosteloos gezicht, hoewel wij dat als Rotterdammers wel kennen van onze eigen stad, in 1940 en 1943. In een boekwinkel, onder een ruine, proberen we een kaart van de omgeving te kopen. Maar we worden woedend aangekeken en krijgen niets. Later blijkt ons dat men ruikt dat wij " Auslaender " zijn, doordat we stinken naar lysol. 15 en 16 November is er nog niets voor ons te doen. Maar 17 November wordt ons 's-middags medegedeeld dat wij 's-avonds na de maaltijd met een trein naar een plaats zullen gaan, waar een bomtrechter gevuld moet worden. Wij drieen, Jaques, Rinus en ik, zien dit als een kans te verdwijnen en pakken onze tassen en rugzakken in met alle overgebleven etenswaren en andere te gebruiken spullen en eigendommen. Als het zover is stappen we in de goederenwagen die ons wegbrengt, misschien het avontuur tegemoet..

In de wagen ligt een grote bos schoppen. We worden begeleid door 2 kerels van de Reichsbahn. J., R. en ik blijven zoveel mogelijk uit het zicht van de begeleiders. Op de plaats van bestemming aangekomen, zien we een grote bomtrechter in de spoorlijn, waarbij de gebroken rails omhoog staan. Naast het gat staat een platte goederenwagen met een berg zand. Even verderop aan de andere kant van het gat staat een lorrie. Hierop kunnen we onze jassen en spullen kwijt. Iedereen kan nu een schop pakken en op de wagen klimmen.






© Sion Soeters 2002 - 2013








 Contact

 Credits

Gastenboek

 Disclaimer

 Home