Tweede Wereldoorlogervaringen


                     
Verblijf in Noordwolde
a
Na kennismaking met de vrouw des huizes, in het vervolg Vrouw Bakker genoemd, en met de zoon en zijn vrouwtje worden, bij een glas melk en een dikke roggeboterham met spek, verhalen verteld over onze reis en over eventuele mogelijkheden van levensonderhoud hier. Bij dit gesprek horen we, dat de familie Bakker, die onze komst heeft staan bekijken, mij voor de vader van Sjang heeft aangezien. Wij hebben n.l. allemaal een driedaagse baard, maar de mijne is blond en leek met de zon erop wit. Bovendien had ik de helm op, zodat men met kon zien dat ik donkerblond haar had. Ik leek dus een oude man, vooral ook omdat ik nog al krakkemikkig uitstapte, in verband met mijn been. De volgende afspraken worden gemaakt in verband met ons toekomstige verblijf. Sieger B. gaat bij de evacuatiedienst, die in handen is van goede Nederlanders, bekijken of er eventueel een onderkomen voor de hele groep, dan wel individueel te vinden is. Bovendien moet er een onderdak voor de auto gevonden worden. Daartoe wil hij bij de brandweercommandant van de gemeente Weststellingwerf, waartoe Noordwolde behoort, vragen of de wagen in de garage van de brandweerauto, die in Noordwolde gestationeerd is, een plaatsje kan vinden. De commandant zit in Wolvega, de hoofdplaats van de gemeente, zodat hij daar met de fiets naar toe moet, want telefoon is nergens aanwezig. De zoon, Henkie, zal met mij op de fiets naar dokter Verdenius gaan, om mijn been te onderzoeken. De rest van de mannen kan dan op de hooizolder een tijdelijk onderkomen gereed maken. Als Henkie en ik bij de dokter komen, is deze bereid mij direct te helpen, ondanks het felt dat het geen spreekuur is.

Volgens de dokter heb ik een scheur in de kuitspier, die een beetje gemaltraiteerd is door er teveel mee te doen. Ik zal enige tijd volkomen rust met het been moeten houden. Als ik met hem wil afrekenen, wijst hij dat van de hand, omdat hij vindt dat mensen die dergelijke dingen ondernemen als wij gedaan hebben, geholpen dienen te worden. (In de loop der tijd kom ik er achter dat hij zorgt voor de onderduikers die hier in de omgeving zitten en contacten heeft met de ondergrondse.) Als Henkie en ik weer thuis zijn en verslag uitbrengen van het onderzoek, zegt vrouw Bakker dat ik bij hen in huis kan blijven en daartoe zal zij de bedstee, naast de bedstee van Henkie en zijn vrouwtje, in de zitkamer gereed maken. Bij zijn thuiskomst, blijkt dat Sieger voor ons een onderkomen heeft gevonden Hij heeft met de dominee van de hervormde kerk gesproken en deze is bereid het Nutsgebouw aan ons af te staan. Zaterdag zullen er bossen stro in gebracht worden. Dominee heeft nog een goed vloerkleed over, dat kan over het stro gelegd worden en daarop kunnen wij onze bedden opmaken met de spullen die wij uit Venlo meebrachten.

Het Nutsgebouw is een gebouwtje met 1 ruimte. Het wordt gebruikt als zondagschool en voor bijzondere bijeenkomsten en lessen, hoewel daar in oorlogstijd niet veel van komt. Er staat een grote kachel en een aantal stoelen en een tafeltje, zodat er voor ons een bruikbaar onderkomen van te maken is. Bakker zal proberen morgenochtend met de heer Verwer, commandant van de gemeentebrandweer, in contact te komen voor het onderdak van onze auto. Via de heer Koerts, directeur van het evacuatiebureau in Noordwolde, zullen ons bonkaarten bezorgd worden. Van het nieuwe onderkomen zal ik voorlopig geen gebruik maken, daar ik bij de familie Bakker blijf. Nu Zaterdag zijn mijn lotgenoten druk bezig met het inrichten van ons verblijf. Ik ben daarbij niet aanwezig en zit hier bij de familie Bakker in de zitkamer met mijn been op een stoel met een kussen. Vannacht in de bedstee geslapen, naast de bedstee van Henkie en zijn vrouwtje, Aartje. Prima nachtrust gehad. Sieger is naar Wolvega. Bij thuiskomst heeft Sieger de sleutel van de garage van de gemeentebrandweer bij zich. Wij mogen de auto daar stallen, de sleutel krijgt Gerard. Onze mensen brengen de auto daarheen nadat eerst de inhoud in het nutsgebouw ondergebracht is. Gerard, Rinus, Wim, Marcel en Paul zullen vannacht in hun nieuwe huis slapen en verder geheel voor zichzelf zorgen.

Dinsdag 19 December. Rinus komt vandaag aanwaaien met de mededeling, dat hij met een legerwagen mee kan rijden naar huis.

Met medewerking van Henkie kan ik nog een stuk spek en wat boter versieren, dat door Rinus meegenomen kan worden en bij Nel gebracht. Hij vertrekt morgen al en hoopt voor Kerst thuis te zijn. Rinus is tot nu toe iedere dag hier bij mij geweest en heeft voor me gezorgd, net als in Venlo en onderweg. De anderen, hoor ik, zoeken naar een plaatsje waar zij eventueel kunnen werken en een maaltijd krijgen. Wim schijnt al een adres te hebben.

Donderdag 28 December. Mijn been is practisch geheel genezen en ik zal morgen bij de familie Bakker weggaan naar het Nutsgebouw. Om een uur of negen komt Henkie, die een boodschap heeft gedaan in het dorp, thuis en roept dat er een razzia is in het dorp. Alle jongemannen vluchten naar de bossen. Hij en ik rennen, voorzover ik rennen kan, de weg op naar Oldeberkoop. De bossen liggen langs deze weg. We gaan de bosjes in en lopen langs een walletje. Daar vindt ik een oud vossenhol, achter een braamstruik. Ik kruip achteruit met mijn benen in het hol, zover mogelijk weg en lig er dan geheel in. De braamstruik trek ik naar me toe en zo ben ik aardig gecamoufleerd. Zo lig ik dan te wachten. Heb het niet koud met mijn leren jas. Behalve mijn voeten dan. Henkie is intussen verder de bossen ingegaan. Maar na bijna anderhalf uur, komt hij terug. De moffen zijn weg. We gaan weer naar huis en 's middags hoor ik dat dokter Verdenius is opgepakt, evenals de kruidenier en nog enkele mannen. Van een echte razzia was geen sprake. Gerard heeft niets gemerkt. Wim, Paul en Marcel waren naar boeren, waar zij werk gevonden hebben. Wim komt niet meer naar het bivak, slaapt bij de boer. Paul en Marcel komen 's avonds terug, zij hebben een maaltijd gehad. Dus Gerard moet voor zichzelf zorgen. Vandaag Vrijdag neem ik afscheid van de familie Bakker, met spijt dat ik met in staat ben hen te belonen met een cadeau of geld.

Als ik in het Nutsgebouw kom is daar alleen Gerard. We overleggen hoe we ons leven in de toekomst zullen inrichten. Via de heer Koerts, directeur van de rijksrietvlechtschool en tevens directeur van het evacuatiebureau, heeft Gerard contact gehad met de brandweerinspectie van de drie noordelijke provincies. We kunnen als groep bij de vrijwillige brandweer van Groningen ingedeeld worden. Half Januari zou er iemand van de inspectie naar ons toekomen, om een en ander te bespreken.

Donderdag 11 Januari. Ik heb niemand verteld dat ik jarig ben.

In de afgelopen dagen hebben we zo ons leventje geleefd. Scharrelden ons kostje op en kookten wat. Marcel en Paul brachten nog wel eens wat mee van de boer, waar zij werken. De tussenpozen, dat zij thuiskwamen, werden steeds langer. Zodoende waren Gerard en ik volledig op elkaar aangewezen, want Sjang en Wim kwamen niet en Rinus was in Rotterdam. Wij tweeen komen nogal eens bij de familie Koerts. Die hebben twee dochters Hets en Tineke, resp. 18 en 15 jaar. Er is ook een nichtje, Tine Koerts, in huis, vanwege de voeding. Met deze meisjes wandelen we wel eens en dan hangt er aan iedere arm van me een meisje. Tineke noemt mij Pappie. Het zijn leuke, humoristische kinderen. Zeer behulpzaam, als er iets aan mijn kleding mankeert zorgt Hets dat het goed komt. Nu vanmiddag, zijn Gerard en ik thuis, ruimen wat op en zijn juist van plan om even naar de kruidenier te gaan en daar staat ineens Rinus voor onze neus. Die is met zijn vrouw Rica uit Rotterdam komen lopen, onder bar slechte omstandigheden. Sneeuw en kou. Ze hebben er 4 dagen over gedaan. Zijn vrouw is bij de familie Bakker en het is de bedoeling dat hij daar met haar blijft.

Dus valt er weer een huisgenoot van onze ploeg af. Rinus brengt mij het eerste bericht, sinds 11 November, van Nel en Frankje over. Die maken het gelukkig goed en Nel is bijzonder blij en gelukkig geweest met zijn bezoek op 23 December. Zij hoorde toen voor het eerst dat ik in leven en in goede welstand was. Van haar armoedje in de hongerwinter heeft zij zelfs nog wat meegegeven.

Zo verloopt dan mijn 33e verjaardag.

Ons wachten is thans op de inspecteur van de brandweer, zodat wij kunnen overleggen of we niet ergens in deze contreien ingezet kunnen worden. Hoewel sommigen ook daar niet veel zin in hebben. Op dit moment is het Zaterdagavond, 1 Februari. Gerard en ik zijn weer alleen, na een emotionele dag. We hadden met de anderen afgesproken dat we vandaag met zijn allen bij elkaar zouden komen, om te overleggen hoe we nu verder zullen gaan. Omdat we niets meer van de brandweerinspectie hoorden, hoewel men toegezegd had dat er half Januari een inspecteur naar ons toe zou komen, zijn Gerard en ik op 26 Januari te voet naar Heerenveen gegaan, een tocht van 30 km die we in 5 uur aflegden, om bij de brandweerinspectie te overleggen wat men nog voor ons kon doen. We kregen echter nul op het request. We konden naar Groningen bij de vrijwillige brandweer ingedeeld worden of onze eigen weg zoeken. De volgende dag zijn we weer te voet teruggegaan, maar nu was het veel zwaarder met zware sneeuwbuien onderweg. Nu deden we er 6 uur over en waren kapot toen we thuiskwamen. Vandaag dus verslag uitgebracht aan de rest. Van verder overleg was echter geen sprake meer. In plaats van een plan op te stellen monde de samenkomst uit in geruzie over het uitlenen en met teruggeven van kledingstukken. En hoewel we in het begin van ons verblijf hadden afgesproken dat we als groep bij elkaar zouden blijven, viel alles uit elkaar. Er waren er al twee die niet op kwamen dagen, Wim en Sjang, en Marcel en Paul zouden hun eigen boontjes wel doppen en kwamen niet meer. Rinus bleef bij Bakker en zodoende zijn dus Gerard en ik op elkaar aangewezen. Een geluk dus dat wij het goed samen kunnen vinden. Van de zeven man die vanaf 19 November samen lief en leed gedeeld hebben zijn er nog maar twee over op 1 Februari.

Toekomstplannen zijn er slecht te maken, we zijn afhankelijk van anderen. Ik zelf werk zo nu en dan op het evacuatiebureau voor de heer Koerts en doe wat administratief werk. Niet elke dag. 's Avonds gaan we samen nog al eens op visite en worden we wel eens uitgenodigd om te eten.

Vandaag Woensdag 5 Februari 1945, sta ik, vanmorgen om half twaalf, iets te koken voor ons middagmaal, komt me daar een Duitse militair binnenstampen en vraagt mij of ik van de brandweer uit Venlo ben. Hij heeft van de brandweercommandant van Wolvega ons adres gekregen en komt nu onze brandweerauto vorderen. Ik vertel hem dat de wagen zwaar beschadigd is door granaatscherven, dat de accu kapot is. Dat maakt niets uit, dan slepen ze hem wel. Of ik de sleutel heb van de garage. Ik zeg nee, die heeft de commandant van de ploeg en die is in een bespreking in het dorp. Of ik dan maar de commandant op wil halen. Ik zal wel moeten. Ik weet dat Gerard bij de familie Koerts is om te vragen of Hets zijn overhemd wil repareren. Dus loop ik daarheen, samen met de militair. Dan gaan we met zijn drieen naar de garage en openen de deur. Inmiddels is er een andere brandweerauto met een stel Moffensoldaten bij gekomen en deze halen de wagen naar buiten, doen er een sleepkabel aan en sluiten die aan achter aan hun kar. Daar gaat ons trouwe paard, dat ons naar hier gebracht heeft onder het vertonen van zijn nukken. Gerard krijgt een bon met Wehrmachtstempels. Daarmee kan de gemeente Venlo na de oorlog een betaling opeisen bij de Duitse regering. Nu is er helemaal geen sprake meer van een Venlo'se brandweerploeg. Gerard en ik zullen dus als twee individuen verder moeten gaan. In de afgelopen anderhalve week, sinds het verlies van de brandweerauto, is er weer het een en ander gebeurd. Gerard en ik probeerden zo veel mogelijk sociale contacten te onderhouden door bezoeken aan verschillende mensen, die ons uitnodigden, om onder het genot van een kopje surrogaatthee of -koffie een beetje gezelligheid te vinden en om onder de mensen te blijven.

Zo komen we nog al eens bij de familie den Bakker, waar we zeer welkom zijn. De heer den Bakker is leraar aan de Rietvlechtschool voor het vak houtbewerking. Zij beiden zijn ongeveer van mijn leeftijd, 33 en 29 jaar. Zij hebben een dochtertje van drie jaar. Bovendien is er een zuster van mevrouw in huis en een jongere broer van 17 jaar. Ik schrijf wat uitvoerig over deze familie omdat ik daar straks nog op terugkom. Intussen ben ik aangesteld bij het evacatiebureau als administrateur en klachtenbehandelaar. Dat betekent dat ik een deel van de dag op kantoor zit en soms op de fiets er op uit moet om bij gastgevers de klachten van hen of van hun evacuees op te lossen. Want intussen komen er in de omgeving steeds meer evacuees uit Limburg terecht. Gerard begon de laatste weken steeds meer te klagen over pijn in de maag, vermoeidheid, enz. Tot de familie den Bakker hem dringend aanraadde naar de dokter te gaan. Dit deden we gisteren 12 Februari. De dokter constateerde een maagzweer. Hij regelde tegelijk een opname in het ziekenhuis in Steenwijkerwold.

Vandaag hebben Rinus en ik Gerard weggebracht naar het ziekenhuis waar hij tenminste 6 weken rust moet houden. Ik zou dus alleen in het Nutsgebouw zijn achtergebleven, als niet mevrouw den Bakker er steeds op aangedrongen had dat ik bij hen in huis zou komen. Ik ben gezwicht. Zodoende ben ik vanavond, op 13 Februari, bij hen ingetrokken. Heerlijk een echt bed te hebben en in een familiekring opgenomen te zijn. Zo gaan dan de dagen voorbij, overdag op bureau of op de fiets erop uit en 's avonds gezellig thuis in de familiekring, waarin ik geheel ben opgenomen als oom Otto. We kunnen zelfs aan tafel lezen en schrijven. De heer des huizes heeft een stellage gemaakt, waar de achterzijde van een fiets in staat. De fietsdynamo is bij het achterwiel geplaatst. Door nu om de beurt op de fiets te gaan zitten en te trappen, hebben we, via een fietslampje dat bevestigd is aan de grote lamp boven tafel, aardig wat licht. Best gezellig zo met zijn vijven rondom de tafel. Ook degene die trapt heeft licht van een lampje, dat op zijn stuur bevestigd is, en kan dus ook lezen.

Ik heb geloof ik nog niet verteld, dat aan het einde van de oorlog geen electriciteit voor particulieren beschikbaar was in heel Nederland. Men moest zich dus op de een of andere manier zien te redden 's avonds. Doordat er steeds meer evacuees uit Limburg en steeds meer hongervluchtelingen uit het westen van Nederland komen, krijg ik steeds meer te doen. Ik moet voor de hongervluchtelingen, die op zoek zijn naar voedsel, een hulppost en slaapplaats inrichten Bovendien ben ik ingeschakeld bij de "Hulpactie Friesland", die zorgt voor het ophalen van voedsel voor de grote steden van West-Nederland, waar groot voedselgebrek heerst. Al met al heb ik dus genoeg te doen. Maar wat knaagt is dat ik hoe langer hoe meer naar vrouw en kind ga verlangen en nu er vandaag 28 Februari, een briefje komt van Nel, waarin zij meldt dat de heer Fleischmann, de door de Duitsers aan de Hollandse directie van onze fabriek toegevoegde Duitse directeur, in Groningen verblijft, is mijn besluit al gauw genomen. Ik ga naar Groningen en probeer via hem naar huis te komen. De heer Fleischmann is een zeer sympathieke Duitser, die al jaren voor de oorlog ergens anders in Nederland een baan had. Hij heeft veel voor het personeel van Deutz gedaan, om te voorkomen dat zij in Duitsland tewerkgesteld zouden worden. Waar hij verblijft in Groningen is mij echter niet bekend. Dus ga ik op goed geluk er naartoe en zodoende stap ik, na voorafgaand overleg met de melkrijder, op Maandag 3 Maart, op de melkauto, die de melk naar de fabriek in Boyl brengt. Volgens de melkrijder gaat er van Boyl een bodedienst met paard en wagen naar Elsloo.

In Boyl zet de melkrijder mij af voor het huis van de vrachtrijder en deze gaat ermee accoord dat ik meerijd tot Elsloo. Het is nu 7 uur 30 en over een half uur vertrekken we. Om 9 uur zijn we in Elsloo en van hier zal ik moeten lopen. Volgens de gegevens van de "Evacuatiedienst van de 3 Noordelijke Provincies" is de bakker van Oosterwolde de voorzitter van de evacuatiedienst voor de gemeente Ooststellingwerf. Misschien dat deze mij verder helpen kan. Van Elsloo zal ik moeten lopen naar Oosterwolde, een wandeling van een 12 Km. Ik zet dus de pas erin. Gelukkig ontmoet ik geen politie of militairen en bereik de bakker om ca. 11 uur.

De bakker en zijn vrouw zijn alleraardigste mensen. Zijn vrouw gaat er zelfs op uit om te onderzoeken of de vrachtrijder naar het Noorden vandaag nog rijdt. Maar die gaat niet eerder dan Woensdag naar Leek. De lieve mensen stellen voor, dat ik tot Woensdag bij hen blijf. Maar omdat het langs de kortste weg nog maar 35 Km. naar Groningen is en omdat ik hoop onderweg nog met iemand mee te kunnen rijden, wijs ik dat van de hand. Zij dringen echter aan, dat ik deze nacht bij hen logeer en morgenvroeg vertrek. Ik neem dat graag aan.

Dinsdagmorgen vertrek ik om acht uur, voorzien van een paar eierkoeken en boterhammen, in de richting Veenhuizen. Ik loop zoveel mogelijk langs achterwegen en zodoende ga ik, achter om de gevangenis van Veenhuizen heen in de richting van het gehucht Een. Spanning!!! Zou hier veel politie of dergelijke zijn?. Maar alles gaat goed. Van Een ga ik naar Roden, waar ik omheen loop in de richting Peize en ben daar om ca. 1 uur. Ik ben nu misschien 13 tot 15 Km. van Groningen vandaan, maar waar moet ik naartoe in Groningen? Als ik doorloop ben ik misschien om 4 uur in de stad. En dan? Maar ik bedenk me, dat een vriend van oom Wout in Haren woont en mij misschien verder zou kunnen helpen om het adres van Fleischmann te vinden. Dus kies ik richting Haren, 10 a 12 Km. verderop. Hoewel ik al zo'n 25 KM. achter de rug heb en al vermoeid begin te raken, zet ik mijn tanden op elkaar en probeer weer een behoorlijk tempo te bereiken. Om kwart over drie ben ik aan de grens van Haren.

Aangezien ik het adres van Johan Sonnenberg, de vriend van oom Wout, niet ken, probeer ik het postkantoor te vinden. Dit is echter gesloten. Ik ga dus een winkel binnen om te vragen of zij een telefoonboek hebben en dat klopt. Men wijst mij de weg. Het blijkt dat Johan aan de buitenkant van Haren woont, echter aan de tegenovergestelde kant van waar ik Haren binnenkwam. Maar de afstand valt mee en om vijf voor vier klop ik op de voordeur van het huis Een lieve mevrouw doet open en kijkt mij vragend aan. Ik zie haar denken: "Wat moet die zwerver hier". Maar als ik mij voorstel als de echtgenoot van Nel Zanen en vertel dat ik sinds November ondergedoken heb gezeten in diverse oorden en nu probeer transport naar huis in Rotterdam te krijgen, is het ijs gebroken. Mevrouw Sonnenberg was n.l. een padvinderij-vriendin van Nel, toen deze nog bij de padvinderij in Hengelo was. Ook Johan en Wout waren bij de padvinderij. Als ik, meer uitgebreid, mijn verhaal aan Johan en Alie vertel, wordt ik uitgenodigd om te blijven logeren, tot mijn ik doel bereikt heb.

De pogingen van Johan om het adres van Fleischmann te vinden lopen op niets uit. Wel komen we, na heen en weer praten en zoeken, tot de conclusie dat in de Anna Pawlonastraat in Groningen een neef van Nel woont, John Rademaker, leraar aan een middelbare school. Het blijkt dat de familie Rademaker aan de Harense kant van Groningen woont, zo'n 3 Km. van de Sonnenbergs vandaan. Ik mag de fiets van Alie lenen en zodoende rijd ik er naar toe. Hier in Groningen vindt dezelfde ceremonie plaats als gisteren in Haren, met hetzelfde resultaat. Ik wordt ontvangen door Mach, de vrouw van John. John is ondergedoken omdat hij zich niet als krijgsgevangen reserve-officier gemeld heeft, dus vogelvrij is. Mach stelt voor dat ik bij haar en de vier kinderen intrek, omdat ik dan dichter bij het centrum van de stad zit, om mijn zoekpogingen te doen. Natuurlijk doe ik dat graag en na een klein babbeltje ga ik weer terug naar Haren. Johan en Alie hebben alle begrip voor de overstap. Morgen ga ik dus naar Mach.

Vandaag loop ik naar mijn nieuwe onderkomen en daar overleg ik met Mach hoe ik mijn nieuwe zoektocht kan voortzetten. Na het middageten ga ik de stad in en breng een bezoek aan het stadhuis. Hier kan men me niet helpen, maar geeft men me een adres waar ik meer te weten zou kunnen komen. Maar ook daar nul op het request. Dus maar weer terug naar de familie. Bij een gesprek `s avonds met Mach, kom ik op de gedachte dat de firma Deutz een vertegenwoordiger in Hoogezand heeft. De firma Gorter levert Deutz-motoren aan de scheepswerven in Hoogezand, Foxhol, enz. Misschien weet men daar waar Fleischmann zit, of kunnen zij daar contact maken met de fabriek in Rotterdam. Ik zal morgen eens gaan onderzoeken hoe ik naar Hoogezand kan komen. Volgens Mach zou er een trekschuit zijn, die vanachter de electriciteitscentrale vertrekt

Ik ben vroeg op pad gegaan en maak een flinke wandeling naar de centrale, die buiten de stad ligt. Om half negen ben ik achter de centrale en zie daar aan de walkant van het kanaal een soort praam liggen met een lang dekhuis en een mastje. Het is inderdaad de trekschuit. Het blijkt dat zij om negen uur zullen vertrekken en dan om elf uur in Hoogezand aan zullen leggen aan het eindpunt, dat vlakbij Gorter ligt. Om vier uur 's middags zullen zij daar weer vertrekken naar Groningen. Ik kan meevaren en stap aan boord. Inderdaad lijkt het op een ouderwetse trekschuit, een lange kajuit met aan weerszijden een lange bank langs de wand. Bij Gorter aangekomen, wordt ik door de heer Gorter allervriendelijkst ontvangen en nadat ik hem mijn perikelen heb verteld nodigt hij mij uit om bij hem thuis mee te eten. Hij weet waar Fleischmann zit en meent dat die nog wel kan zorgen, dat ik op een of andere wijze naar Rotterdam kom. Maar hij heeft een beter voorstel. Hij zegt: "Waarom laat u uw vrouw en kind niet naar hier komen. Hier is nog voedsel te krijgen. En ik heb aan het Paterswoldse Meer een compleet ingericht huisje staan, waar u met uw gezin in kunt trekken. Oorlogsgeweld is hier niet." Ik vind het een fantastisch idee.

Om vier uur ga ik weer terug met de trekschuit.

Vandaag Zaterdag ga ik naar de heer Fleischmann aan het opgegeven adres. Het klopt en ik wordt heel vriendelijk door hem ontvangen. Na veel over en weer vragen en vertellen, blijkt dat men bij Deutz, en wel in het bijzonder de heer Fleischmann, na de razzia getracht heeft mij in Duitsland te traceren. Op 20 November had het Rode Kruis uitgevonden dat ik in Krefeld terecht was gekomen, maar inmiddels, met onbekende bestemming, vertrokken was. Verdere onderzoekingen waren op niets uitgelopen. De heer Fleischmann wil graag meewerken om mijn vrouw en kind van Rotterdam naar hier te halen. Hij zal zo snel mogelijk, vandaag nog, naar de fabriek bellen. Maar omdat het Zaterdag is en contact zoeken met en de reactie vernemen van mijn vrouw, wel enige tijd in beslag zal nemen, spreken wij af dat ik Dinsdag 15 Maart terugkom om te horen of er een antwoord is. Tot Dinsdagmorgen amuseer ik mij wat met de jongens. Klets wat met Mach. Ik maak een paar wandelingetjes in de buurt en voorzichtig naar het stadscentrum. Als ik bij de heer F. binnenkom zie ik al aan zijn gezicht dat hij geen prettige boodschap voor mij zal hebben. Mijn zwager Wout heeft in, verband met kou en beschietingsgevaar, Nel afgeraden met een vrachtauto naar hier te gaan. Woedend ben ik en gooi mijn kont tegen de krib. Ik bedank de heer Fleischmann hartelijk voor zijn inspanningen en loop met, snelle passen naar Mach. Daar vertel ik de uitslag en deel haar mede dat ik nu meteen naar Noordwolde terug ga. Ik laat het mij niet afraden door Mach en zet door. Om mij te helpen biedt Mach mij aan om op haar oude fiets te gaan. Die fiets komt t.z.t. wel bij haar terug. Ik krijg wat brood en drinken mee en na mijn spullen bij elkaar geraapt en ingepakt te hebben vertrek ik, woedend trappend. Woedend op Wout.

Als ik de overweg bij het station, in de weg naar Peize en Roden, passeer, zegt de achterband p s s s t. Ik teruglopen, de achterkant van de fiets een beetje bijtillend, om de band te sparen. Ik geef de fiets terug en ga, tegen alle adviezen in, te voet weer op weg. Om 12 uur passeer ik weer de overweg en ga vanaf Peize en Roden weer dezelfde weg als waarlangs ik gekomen ben op de heenweg gegaan ben. Flink stappend, zonder te rusten, ga ik eerst naar Oosterwolde om de bakker verslag uit te brengen van mijn ervaringen. Hier wordt ik weer volop verwend en rust een half uurtje. Dan maar weer op weg, Maar nu merk ik dat mijn tempo gezakt is, maar ook mijn woede, doch ik heb A gezegd en zal nu ook B zeggen. Tot Elsloo Pat alles nog goed, maar vanaf daar naar Boyl begin ik last van mijn voeten te krijgen, waarschijnlijk blaren. Bovendien is het inmiddels acht uur geweest en is de "Sperrzeit" ingegaan, d.w.z. dat je je niet meer op straat vertonen mag. Met kloppend hart en goed rondkijkend of ik geen militairen of politie zie bereik ik Boyl. En de laatste drie Km. naar Noordwolde loop ik van boom tot boom, tegen elke boom even rustend in verband met de nu echte blaren. Tegen negen uur bereik ik het huis van de familie Den Bakker. De familie is naar bed. Mijn bellen en kloppen hoort men niet. Ik gooi steentjes tegen de ramen van verschillende slaapkamers, roep door de brievenbus en eindelijk als het bijna donker is, komt mevrouw en opent de deur.

Ik vertel mijn verhaal en mijn blaren worden doorgeprikt. Het blijkt dat ik een afstand van 55 Km. heb afgelegd in 9 uur, inclusief een half uur rust in Oosterwolde. Dat rusten had ik beter niet kunnen doen, dan was de goede conditie langer in stand gebleven waarschijnlijk. Nu kan ik mij lekker even wassen en in bed duiken. Ik slaap binnen de kortste keren.

Vandaag ontwaak ik fris en monter. Van mijn voeten heb ik geen last. Ik zit met de familie gezellig aan het ontbijt en moet mijn ervaringen uitgebreid vertellen. Eigenlijk schaam ik mij een beetje voor mijn woede-uitbarsting. Ik moet Wout achteraf gelijk geven, het was misschien toch wel een riskante reis voor Nel met een peuter. Ik heb alleen het idee gehad dat ik haar en Frank een betere voeding en rust kon bezorgen en natuurlijk ook het feit dat we dan samen zouden zijn.






© Sion Soeters 2002 - 2013









 Contact

 Credits

Gastenboek

 Disclaimer

 Home