
|
Op 31 Maart komt er bij de dokter een telefoonbericht van de heer Gorter binnen. Hij vraagt of ze mij willen mededelen dat er, waarschijnlijk tussen 5 en 10 April, een paar motoren, die bij hem staan, zullen worden opgehaald met een vrachtwagen van de "Kriegsmarine", om naar Rotterdam gebracht te worden. Hij rekent erop dat ik mee zal kunnen rijden. Of ik maar zo gauw mogelijk naar Hoogezand wil komen. Van een onderkomen ben ik al verzekerd. De dagen erop gebruik ik om mijn werk aan anderen over te dragen en om afscheid te nemen van alle mensen met wie ik in de afgelopen maanden contact heb gehad. Op 3 April ga ik te voet onderweg. De reis verloopt vlot doordat ik onderweg 2 maal met een paard en wagen kan meerijden en bovendien zo'n 15 Km. met een militaire vrachtwagen. Om zeven uur ben ik bij het huis van de heer Gorter en deze geeft mij het adres, waar ik onderdak zal vinden. Het blijkt de woning van een productiechef van Koopman's Meelfabrieken, de heer Baars, te zijn. Ik word zeer vriendelijk ontvangen en tegelijk verzorgd door mevrouw. De volgende dag zorgt mijn gastheer dat ik bij de gemeente Hoogezand ingeschreven wordt als evacuee en de daarop volgende dag, 5 April, krijg ik al mijn bewijs van registratie en bonkaarten voor een week. Hierdoor kan mevrouw Baars zonder haar eigen rantsoen aan te tasten, toch voor voeding zorgen. Vandaag is het 6 April, de dag dat Frank 1 jaar wordt. Jammer dat ik er niet bij kan zijn. Maar het ziet ernaar uit dat dat spoedig het geval zal zijn, mits er geen bijzondere dingen gebeuren, nu en onderweg. Vanmiddag ben ik even gaan neuzen bij de firma Gorter en zag dat er twee DeutzFM-motoren op houten chassis gereed staan. Deze moeten naar Rotterdam. Om een uur of vier komt de heer Gorter naar mij toe en deelt mij mede dat de vrachtauto morgenochtend verwacht wordt en dat het transport tegen de avond zal plaatsvinden. Hij heeft gevraagd of ik mee kan rijden. Dat is OK, want in Groningen moet nog een aantal mensen opgehaald worden, die via het Rode Kruis als afgekeurden van uit Duitsland zijn gehaald en nu meerijdt naar huis in Noordholland. Mijn hart maakt een sprongetje. Naar huis! En nu is het 7 April, de dag der dagen, ik ga naar huis. Ik pak mijn spullen in mijn rugzak en ga na de lunch nadat ik gastvrouw en gastheer hartelijk bedankt heb voor hun goede zorgen, naar de firma Gorter. Als ik kom staat de truck met open oplegger reeds binnen. Een motor staat er al op en met de tweede is men bezig de stroppen er onderdoor te halen. Als de motoren er allebei op staan, worden zij vastgezet en worden er grote zeilen overheen gedaan die eveneens vastgezet worden. Ik praat nog een beetje met de heer Gorter op zijn kantoor en bedank hem uitteraard zeer hartelijk voor al zijn goede zorgen. Om 6 uur vindt het vertrek richting Groningen plaats. In Groningen gaat het naar de markt en daar wordt gestopt voor het "Scholtenhuis", waar een groepje jonge mensen klaar staan. Zij klauteren op de wagen en nestelen zich op het achtereinde van de oplegger. De truck wordt bestuurd door een Nederlander, die begeleid wordt door een oude Duitse soldaat. Deze man controleert de Rode Kruis-papieren van de 6 mannen en 1 vrouw. Ik heb geen papieren en dat weet hij. Daarom geeft hij mij de raad, om, als we bij de contolepost van Kornwerderzand, bij het begin van de afsluitdijk komen, onder het zeil te kruipen en mij tegen het houten chassis aan te drukken. Dan gaan we op weg. Als we buiten de stad in richting Leeuwarden rijden begint het te schemeren. De rit verloopt verder vlot en zoetjesaan wordt het geheel donker. Plotseling horen we heel in de verte donderende geluiden en, kijkende in de richting van de stad Groningen, zien we een soort vuurwerk, bestaande uit vliegende lichtjes en lichtkogels of iets dergelijks. En dan ineens beseffen we wat er aan de hand is. De geallieerden hebben de stad bereikt en er vindt een strijd plaats. We horen regelmatig kanonvuur en zien over en weer granaten lichtend door de lucht gaan. Eigenlijk ben ik blij dat we al ver op weg zijn, want als de stad gevallen zou zijn als wij er nog waren, dan had het nog langer geduurd voor ik thuis zou zijn. Maar het is wel een teken dat de geallieerden Nederland verder binnendringen en dus het einde van de oorlog dichterbij komt. De rit gaat zonder onderbreking verder en het vuurwerk en de geluiden verdwijnen steeds verder uit het gezicht en het gehoor. We passeren Leeuwarden en gaan op weg naar de Afsluitdijk. Op een gegeven moment stoppen we en de Duitser komt naar mij toe en zegt dat ik onder het zeil van de motor, die het dichtst bij de cabine staat, moet kruipen en mijn rugzak onder de motor moet stoppen. Dan rijden we weer tot we weer, stoppen en dan hoor ik Duitse stemmen. Blijkbaar worden de papieren van de andere meerijders gecontroleerd. Dan wordt het zeil van de achterste motor aan de andere zijde van de wagen opgeslagen. Een zaklantaarn beschijnt de motor. Ik knijp 'm als een oude dief. Het zeil valt weer en wordt vastgezet. De stemmen verwijderen zich en we gaan weer rijden. Na een poosje kruip ik van onder het zeil. We rijden op de afsluitdijk. Ik hoor de golven en ruik de zee. Aan het eind van de dijk, voor we Den Oever bereiken, stopt de wagen weer en komt de Duitser vertellen dat ik weer onder het zeil moet kruipen. Dan weer rijden en weer stoppen, bij de wachtpost van Den Oever waarschijnlijk. Hier wordt alleen gepraat en niet gecontroleerd. We rijden nu Noordholland binnen. De nacht is helder en zodoende zie je nog wel eens de contouren van een boerderij of een dorp. Bij sommige boerderijen of dorpjes wordt gestopt en stappen enkele mensen af. Zij moeten proberen op eigen houtje hun eigen dorp te bereiken. Zoetjes aan begint het te schemeren en als we in de buurt van Purmerend zij zien we de zonsopkomst. In Amsterdam-Noord gaan we met de pont over het IJ. Het is nu volop dag. We rijden naar de Nieuwerzijds Voorburgwal en stoppen daar voor een gebouw waar een Duitse militair op wacht staat. Onze militair gaat daar naar binnen. De chauffeur ontfermt zich over mij en vertelt dat hij een eenvoudig hotelletje in deze straat kent, waar we een poosje kunnen slapen. Gelukkig heb ik nog wat over van de boterhammen, welke ik van mevrouw Baars meekreeg. 's Middags haalt de chauffeur mij op uit mijn kamertje en gaan we naar een chinees restaurantje, waar volgens hem nog wat eetbaars te krijgen is. Dat klopt. Na het eten, het is nu bijna halfzeven, gaan we weer naar de truck, waar de Duitser al staat te wachten. We rijden nu de stad uit, richting Haarlem. Op de buitenweg begint het al te schemeren. Onderweg naar Rotterdam gaat alles normaal en we schieten lekker op. In Rotterdam gaat het richting Jobshaven, bij de Westzeedijk, dus vlak bij mijn huis. Als de wagen in een loods bij de haven gestald is, komt de Duitser naar mij toe en zegt dat hij mij naar huis zal begeleiden, in verband met de "Sperrzeit". Onderweg vertelt hij dat hij tot de oudere garde Duitsers behoort, die op het laatst in militaire dienst werden opgeroepen, maar die eigenlijk niet meer dienstplichtig waren. Hij zegt: "Du gehst jetzt zu der Mutti, aber ich weiss nicht wann ich wieder die Mutti sehen werde, wenn ich sie ueberhaupt noch sehen werde". En nu staan we, om half twaalf, voor mijn eigen huisdeur. Nergens in de buurt een lichtje of een mens te zien. Ik druk op de bel, die reageert niet. Dan bons ik op de deur en roep door de brievenbus. Geen reactie. Nel slaapt natuurlijk. Maar ik hou vol met bonzen en roepen. Dan vanaf de waterkant van de Coolhaven een stem die roept: "Werda?". Antwoord van mijn Duitser: "Haelts Maul!". Dan blijft het stil. Ik bons en roep nogmaals en ja hoor daar komt Nel de trap af. Ze heeft mijn stem herkend. De deur gaat open en ik sluit haar in mijn armen, maar weet niet wat ik voel, zo'n dun vrouwtje. Dan komen de tranen terwijl we in elkaars armen geklemd staan. Na deze emoties draai ik mij om en wil de Duitser bedanken. Deze is echter weg en ik hoor hem verderop in de straat lopen. Nel en ik gaan naar boven, naar het bedje van Frank. Die slaapt en nu heb ik de kans mijn eigen eenjarige zoon te bestuderen. En dat nog net op 8 April 1945. Einde verhaal over de periode 11 November 1944 t/m 8 April 1945.
|