
|
Philip Schotting - Uitbraak van de oorlog
Het was opvallend rumoerig op straat in de vroege ochtend van de tiende mei 1940 en wat voorts vreemd aan deed was het motorgeluid van vliegtuigen die heel laag over vlogen. Bij het opstaan leek het nog een normale schooldag te gaan worden, hetgeen dan had betekend: vanaf mijn ouderlijk huis in het westen van Rotterdam - te voet - via de Middellandstraat, West-Kruiskade, Westersingel en de Van Oldebarneveldstraat naar de Nadorststraat [1] in het centrum van de stad, waar mijn (lagere) school - met als schoolhoofd de heer C.A.G. Sneep - was gevestigd. Het liep echter heel anders die dag. Toen ik mij haastig naar buiten begaf kwamen er onmiddellijk enkele buurjongens op me af die zeer opgewonden vertelden, dat Nederland in oorlog was met Duitsland en dat de vliegtuigen, die als maar over vlogen, Duitse militaire toestellen waren. Men had zelfs al waargenomen dat er parachutisten uitgesprongen waren. Thuis vlug de radio aangezet en ja hoor.... de geruchten werden bevestigd. Er werd omgeroepen dat - in de vroege ochtend van de tiende mei 1940 - Duitse troepen de Nederlandse grens in het oosten waren overgetrokken, hetgeen betekende dat vanaf dat moment Nederland in oorlog was met Duitsland. Het was een onverwachte, laaghartige aanval van het machtige Duitse leger - dat onder bevel stond van de dictator (en - wat later bleek - lugubere oorlogsmisdadiger) Adolf Hitler - op het neutrale Nederland, dat absoluut niet op een oorlog was voorbereid. Ook België en Frankrijk waren door de Duitsers aangevallen. Er kwamen berichten door, dat Nederlandse soldaten op diverse plaatsen - en in het bijzonder op de Grebbeberg bij Rhenen - heldhaftig streden om het land te verdedigen, maar dat de overmacht van de Duitsers veel te groot was. Het zou een hopeloos strijd worden. In de omgeving van belangrijke bruggen en vliegvelden waren Duitse parachutisten geland met de bedoeling deze strategische punten snel te bezetten. In Rotterdam waren op het vliegveld Waalhaven eveneens Duitse soldaten aan parachutes geland en in gevecht geraakt met Nederlandse soldaten, die heldhaftig tegenstand boden. Er gingen zelfs geruchten dat Duitse parachutisten - na hun landing - inmiddels van enkele vliegvelden waren verdreven. Duitse parachutisten gedropt boven Nederland Al met al leek het die ochtend niet verstandig om naar school te gaan, dus ben ik - in opdracht van mijn ouders - maar thuis gebleven. Nog onbewust van wat er ons de komende tijd te wachten stond, had het toch ook wel iets spannend om op zo’n eerste oorlogsdag allerlei berichten met vrienden en buren uit te wisselen en te bespreken. Er gingen ook geruchten over N.S.B.-ers, lieden die lid waren van de Nationaal Socialistische Beweging onder leiding van de Duitsgezinde Anton Mussert, die vanaf daken op Nederlandse soldaten schoten. Om sabotage en spionage tegen te gaan werden - op bevel van het Algemeen Hoofdkwartier van het Nederlandse leger - alle in Nederland wonende Rijksduitsers en NSB’ers geïnterneerd. Er waren in Nederland ook veel Duitse dienstmeisjes werkzaam en het was niet ondenkbaar, dat deze dames de Duitse agressoren steun zouden verlenen. Via de radio vernamen we dat de Koninklijke familie (koningin Wilhelmina, prinses Juliana, prins Bernhard en hun dochtertjes de prinsessen Beatrix en Irene) met een Britse torpedobootjager naar Engeland waren vertrokken om uit handen van de oprukkende Duitsers te blijven. Ook de volgende dag niet naar school gegaan maar aangezien ik benieuwd was hoe het zou zijn met vrienden en klasgenoten, waarvan de meesten in het centrum van de stad woonden, ben ik ‘s middags (op rolschaatsen) richting binnenstad getogen. Toen ik halverwege was, begonnen plotseling sirenes te loeien hetgeen “luchtalarm” betekende. Iedereen verdween van de straat en ik kreeg het advies van een politieagent om vlug naar huis te gaan en vooral binnen te blijven. Er heerste een vreemde sfeer op straat en het loeien van de sirenes klonk bepaald onheilspellend. Al spoedig hoorden we weer het geluid van vliegtuigmotoren en daar ging duidelijk iets dreigend van uit. Op de vijfde oorlogsdag, de 14e mei 1940, was mijn moeder jarig. Inmiddels waren de Duitsers via de Moerdijkbrug over het Hollands Diep, die ze onbeschadigd in handen hadden gekregen, opgerukt tot in het zuiden van Rotterdam, waar hen voor de Maasbruggen een halt werd toegeroepen door de mariniers van de kazerne aan het Oostplein. Deze zeesoldaten droegen zwarte uniformen en door hun heldhaftige en moedige strijd bij de Maasbruggen in Rotterdam kregen ze de benaming “de zwarte duivels”. Als gevolg van het bombardement werden hele wijken in het centrum van de stad in puin gegooid en veel huizen stonden in brand, na geraakt te zijn door afgeworpen brandbommen. Ten gevolge van de zeer harde wind werd het vuur sterk aangewakkerd en het blussen bemoeilijkt. Later gingen er geruchten dat er brandslangen kapot waren gesneden door de al genoemde N.S.B.-ers, die zich inderdaad echt als landverraders gedroegen. In de namiddag van de 14e mei capituleerde het Nederlandse leger en trokken de Duitsers over de Maasbruggen noordwaarts om de rest van Rotterdam en het westen van Nederland te bezetten.
Aangezien mijn grootouders van mijn moeders kant in het centrum woonden en we benieuwd waren hoe het met hen zou zijn, gingen mijn ouders met mij en mijn zusje laat in de middag op pad om hen een bezoek te brengen. Aan het begin van de Oude Binnenweg zagen we de toenmalige burgemeester van Rotterdam (Mr. Oud) lopen. Zijn kleding zat dik onder het stof en zo te zien was hij zeer ontdaan. Hij was in gezelschap van een aantal hoge Duitse officieren. Even later verscheen er een Duitse officier te paard en daar achter marcheerden zwaar gewapende Duitse soldaten. Het waren kennelijk de z.g. stoottroepen. Ik kon mij niet aan de indruk onttrekken dat het allemaal grote, vrij forse kerels waren, geselecteerd op hun lengte. Bij het woonhuis van mijn grootouders gekomen bleek, dat dit dicht bij de grens lag van het gebombardeerde deel van de stad en vanuit hun ramen aan de achterkant van het huis konden we de nog rokende resten van de in puin gegooide huizen van het centrum zien. Ze bleken dus wel heel erg veel geluk te hebben gehad om zo op het nippertje gevrijwaard te zijn gebleven van de brisant en brandbommem. Vanuit het centrum vluchtten grote groepen mensen, sjouwend met huisraad en persoonlijke bezittingen. Dit waren Rotterdammers wiens huis vernietigd was en die elders bij familie of vrienden onderdak gingen zoeken. Ook werden scholen en andere gebouwen gebruikt om de dakloze slachtoffers te huisvesten. De toestand na het bombardement was hoogst chaotisch. Twee ooms, te weten broers van mijn moeder, waren als dienstplichtigen in het Nederlandse leger en na de capitulatie hoorden we, dat ze gelukkig ongedeerd waren gebleven. Ze waren krijgsgevangene gemaakt door de Duitsers. Nederland werd in zijn geheel bezet door Duitse troepen met alle nare gevolgen van dien. Zo werd bv. vrijheidsbeperking door groepen landgenoten niet geaccepteerd en er ontstonden al heel vlug z.g. knokploegen en andere ondergrondse bewegingen, die sabotage pleegden en probeerden belangrijke informatie naar Engeland door te geven. Enkele dagen na het bombardement ben ik weer naar school gegaan om daar te ontdekken dat, hoewel flink beschadigd voor wat de bovenste verdieping betrof, het gebouw grotendeels nog overeind stond te midden van in puin gegooide en verbrande huizen. Er waren die dag nog enkele klasgenoten naar de school gekomen en in de klaslokalen, voor zover in tact, troffen we matrassen, verbandmiddelen en medische apparatuur aan. De verklaring hiervoor was n.l. het feit dat het belangrijke Coolsingel Ziekenhuis, ondanks de aanwezigheid van een rood kruis op het dak, door de Duitsers was geraakt tijdens het bombardement en dientengevolge zwaar was gehavend [2]. De patiënten waren vervolgens geëvacueerd en een aantal van hen was tijdelijk ondergebracht geweest in onze school. Spoedig werden de lessen (tijdelijk in een schoolgebouw aan het Eendrachtplein) weer hervat en op de eerste schooldag vernamen van het schoolhoofd het tragische bericht, dat één van onze klasgenoten n.l. Albert Blitz en zijn familie bij het bombardement waren omgekomen. De schooltas van Appie, zoals hij altijd genoemd werd, was na het bombardement op school aangetroffen en deze werd door de heer Sneep aan één van de klasgenoten geschonken. Het werd eind juli 1940 en ik verliet de Lagere school van de heer Sneep om naar de vierjarige MULO-B met als hoofd de heer Daane te gaan. Het pakket vakken op deze school bestond uit Nederlands, Frans, Duits, Engels, Aardrijkskunde, Algebra, Meetkunde, Handelskennis, Plant- en Dierkunde, Fysica, Tekenen en Gymnastiek. Het schoolgebouw bevond zich in de Boomgaardstraat, waar ook mijn grootouders woonden. Dit betekende, dat ik in de lunchpauze en ook vaak na schooltijd bij mijn grootmoeder was. Ik deed dan wel boodschappen voor haar en dat werd dan beloond met een paar centen om in een snoepwinkel iets voor te kopen. Later, toen het voedsel schaarser werd en veel levensmiddelen alleen tegen inlevering van distributiebonnen verkrijgbaar waren, stopte mijn grootmoeder mij 's middags nog al eens een warm hapje of een gekookt eitje toe. Inmiddels waren veel schoolgebouwen in Rotterdam door de Duitse bezettingsmacht gevorderd om als kazernes voor soldaten te dienen. Zo ook werd onze school gevorderd en begon er voor ons als scholieren een ware zwerftocht naar diverse locaties. Ook nabij mijn woonhuis werden schoolgebouwen volgepropt met Duitse soldaten. Aangezien de Duitsers ook beslag legden op onze voedselvoorraden, gebruiksgoederen en brandstoffen, die of voor hun leger werden gebruikt of naar Duitsland werden gesleept voor de Duitse burgers, zagen we er geen kwaad in om van onze kant te trachten iets terug te pakken. Zo ging ik wel op pad met een aan een stok bevestigd schepnet. Bij de zijingang van het door de Duitsers bewoonde schoolgebouw aan het Henegouwerplein lag n.l. nogal eens een berg kolen achter een ijzeren hek. Tussen de spijlen van het hek door zag ik kans om met het schepnet kolen op te scheppen en zodra er een voorraadje bij elkaar gevist was, rende ik naar huis, waar de schoorsteen dan weer kon "roken". Een andere keer zagen een buurjongen en ik hoe oudere Duitse soldaten een vrachtauto levensmiddelen aan het lossen waren. We berekenden dat ze met een volgeladen steekwagentje naar binnen gingen ongeveer 2 minuten wegbleven. Toen ze weer in het schoolgebouw verdwenen waren, zagen we kans om allebei een groot blik met niet minder dan 25 kilo heerlijke vruchtenjam uit de vrachtauto te tillen om daarmee snel te verdwijnen. [1] Nadorststraat was genoemd naar de herberg - later stadsherberg - “De Nadorst”, welke in de achttiende eeuw gevestigd was aan de Binnenweg. [2] Het dient vermeld dat de stenen achterpoort van het ziekenhuis, via welke de ambulances altijd in- en uit reden, na de oorlog als monument op de Lijnbaan in het centrum van Rotterdam is herbouwd.
|