Tweede Wereldoorlogervaringen


                     Philip Schotting - Naar Breda en terug


Na verloop van tijd werden ook de bombarde­menten door de geallieerden, uitgevoerd op strategi­sche doelen in bezet Neder­land, intensie­ver. Hierbij ging het nogal eens wat mis; heel dik­wijls met het gevolg dat ook Nederlandse burgers het slachtof­fer werden. Toen er enkele malen bommen heel dicht bij ons huis waren gevallen en mijn vader licht gewond was geraakt door een scherf afkomstig van een bom, die explodeerde in de tuin van het bejaardentehuis tegenover onze woning, besloten mijn ouders om tijdelijk naar Breda te verhui­zen, waar het - vol­gens ontvan­gen berichten - duidelijk veili­ger was.

Het betekende dat ik naar een school in Breda moest en zo kwam ik terecht op een MULO in de Ginnekenstraat in het centrum van die stad.

 

Naast het feit dat ik bepaald moeite had met het Brabants dialect van medescholieren en leraren, werd ook op de eerste dag mijn kostbare vulpen, welke ik voor mijn verjaardag had gekregen, gestolen.

 

Thuisgekomen heb ik toen het door mij inmiddels genomen be­sluit, om nooit meer naar de betreffende school terug te gaan, bekend gemaakt. Een Bredase buurjongen, die op een andere - n.l. een Christe­lij­ke MULO ging - werd geraadpleegd en besloten werd om, na accep­tatie door die school, daar lessen te gaan vol­gen. Dit bleek een betere keus, hoewel het verlangen naar mijn school in Rotterdam duidelijk bleef be­staan.

 

In Breda heb ik me nog als actief junior lid aangemeld bij de voet­balclub NAC en daar gevoetbald. Toen in een later stadium ook in Breda bombardementen werden uitgevoerd, werd beslo­ten om maar weer naar ons woonhuis in Rot­ter­dam terug te gaan. Dolblij was ik om weer naar mijn oude vertrouw­de school terug te kunnen gaan, hetgeen zich ook positief ten aanzien van mijn studiere­sulta­ten mani­festeerde.

 

De bezetting door de Duitsers ging zich steeds meer, vooral in nega­tieve zin doen gevoelen. Er ontstond schaarste aan voedsel en goederen. Bovendien werden belangrijke Nederlanders, waarvan mocht worden aangeno­men dat ze niet veel met de "moffen" op hadden, in gijzeling genomen en na acties van de Nederlandse ondergrondse verzets­groepen tegen de Duitsers werden één of meer van deze volkomen onschuldige personen als represaillemaatregel gefusilleerd. Voorts werden Joodse burgers door de Duitsers opgepakt en hele gezinnen via kampen in Nederland naar Duitsland of Polen vervoerd om daar, naar later bleek, op een afschuwelijke manier te worden vermoord in als badruimten gecamoufleerde gaskamers in de speciaal daarvoor gebouwde ver­nietigingskampen zoals bv. Dachau, Bergen-Belsen, Buchenwald en Auschwitz.

 

Clubs en verenigingen werden door de bezetter verboden evenals de padvinderij, welke van oorsprong een Engelse organisatie is. Aangezien er op den duur ook niet meer in clubverband gevoet­bald mocht wor­den, hetgeen ik zeer betreurde, was er voor jongelui op sport- of ander gebied weinig te beleven. De zoon van een collega van mijn vader nodigde mij uit om eens mee te gaan naar clubhuis "De Arend" aan de Schiekade en hij verzekerde mij, dat dit clubhuis absoluut niets met de Duit­sers of daarmee sympathi­serende organisaties van doen had.

 

Hij noemde een aantal activiteiten, die bij "De Arend" plaats vonden zoals kamperen, zeilen, sportbeoefening, timme­ren en andere bezigheden. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt en op een goede dag, nadat ik mijn huiswerk klaar had en de warme maaltijd thuis had genut­tigd, toog ik met de betreffende jongen (Adriaan v.d. Luit­gaar­den) naar het clubhuis aan de Schiekade. Het bleek dat er verschillende groepen waren met de namen van diverse soorten arenden te weten Zeearend, Visarend, Koningsarend en Bergarend. Ik sloot mij aan bij de groep genaamd "de Bergarend", welke geleid werd door de heer van Loon, die - naar al spoedig bleek - niet alleen een natuurvriend was maar ook een heel sympa­thiek persoon. Met de meeste jongens van de groep had ik al heel snel een leuk contact. Er werd toen in feite de basis gelegd voor een jarenlange vriend­schap met een stel leeftijdgenoten, die net als ik (bij gebrek aan beter) lid waren geworden van clubhuis "De Arend".

 

Enkele namen:       

Jan Verwey, Emile Verschoor, Piet Zom, André Eekhout, later aangevuld met Jaap Catshoek, gebroeders Jaap en Joop Huisman en nog enkele leden die echter wat minder trouw waren aan de groep.

 

Aangezien de Duitse bezetter al heel snel het kamperen in tenten verboden had, werd overgeschakeld naar het kamperen op z.g. kampeerboerderijen. Dit vond een keer plaats op een grote boerderij in Reeuwijk. Er werd geslapen in hooischuren en gekookt op houtvuur, alle­maal best wel boeiend rekening houdende met het feit, dat Nederland nog steeds bezet was door de Duitsers en er een oorlog aan de gang was. Wij als "Bergarenden" kwamen daar in Reeuwijk een keer in de verleiding om tijdens een wandeling - op een aardbeienveld van een boer - wat aardbeien te plukken. Prompt werden we ge­snapt, waarbij Emile een draai om zijn oren opliep, terwijl hij toevallig de enige was die er niet van had gegeten om de doodeen­voudige reden, dat hij geen aardbeien lustte !!!

 

Verder werd er ook jaarlijks een sportdag op het eiland Van Brienenoord georganiseerd en bovendien werden we zelfs in staat gesteld om met een kostbare houten wedstrijdroeiboot (4 met stuur­man) te leren roeien. Op de Bergsche Plas in Hillegersberg kregen we voorts zeillessen, waarvoor een stevige stalen zeilboot beschikbaar was.

 

Het clubhuis "De Arend" werd wonder boven wonder en om onbe­grijpelijke redenen door de Duitse bezetter getolereerd.

 

Het was het laatste schooljaar op de school van de heer Daane en toen ik op de ochtend van 6 juni 1944 op school arriveerde was er veel opwinding, hetgeen te maken bleek te hebben met berichten over de "invasie", welke die dag op de kust van Normandië in Frankrijk was begonnen. De geallieerde legers waren in de nacht van 5 op 6 juni 1944 geland en het waren beslissende uren voor de zo lang ontbeerde vrijheid van West-Europa en de door miljoenen mensen vurig gewenste nederlaag van nazi-Duitsland. "D-day" (codenaam: Operatie Overlord) was een verbijsterend staaltje logistiek. Op één dag werden - met 4.000 oorlogssche­pen en onder bescherming van 11.000 gevechtsvliegtuigen - in totaal 176.475 manschappen, 3.000 kanonnen, 1.500 tanks en 15.000 mili­taire voertuigen aan land gezet! Gedurende de daaropvolgende dagen en weken volgden nog veel meer militairen en materiaal voor de inzet aan het (vooral door Rus­land verlangde) westelijk front. Het realiseren van een snelle bevrijding van West-Europa werd echter door de weerstand van Duitse troepen gedwarsboomd. Het zou nog heel wat maanden duren tot de volledige capitula­tie van het Duitse leger een feit was.

 

In juli 1944 deed ik met goed gevolg mijn eindexamen en meldde me vervolgens als leerling op de H.B.S (stond voor Hoog­ere Burger School) aan de 's-Gravendijkwal, alwaar ik een toelatingstest aflegde. Alvorens het nieuwe schooljaar aanving, was er in september 1944 de z.g. "Dolle Dinsdag”. Op deze dag ontstond er een pa­nieksituatie onder de aanhangers van de Duitsers in Nederland en aangezien het gerucht ging, dat Nederland snel bevrijd zou worden door de legers van de geallieerden, vluchtten heel veel Duitsgezinde, uit angst voor represaille, hals over kop naar Duitsland.

 

Nederland was echter nog steeds bezet en er ontstond een rommelige situatie. In de grote steden werd het voedsel steeds schaarser en veel stadsmensen togen met linnengoed, zilver­werk en volop andere waardevolle spullen naar het platte land waar nog nauwe­lijks tekorten waren en waar bij boeren en tuinders de ge­bruiksvoorwerpen en vooral textiel geruild werden tegen gra­nen, aardappelen, bonen, spek en andere voedingsmiddelen.

 

De Duitse bezetter ging steeds strenger optreden, waar het ging om straffen na ondergrondse activiteiten van de groepen Nederlanders, die verzet pleegden. Er werden distributiekantoren overvallen, waarbij voedselbonnen en rantsoenkaarten werden buitgemaakt. Deze bonnen en kaarten waren dringend nodig om de vele "onder­duikers" van kleding en voedsel te voorzien. Onderduikers waren mensen die door de Duitsers werden ge­zocht om hun anti-Duitse houding of die zich verborgen hielden omdat ze geen verplichte arbeid voor de Duitsers wilden ver­richten. Ook de vele "ondergedoken" joden, die uit handen van de Duit­sers trachtten te blijven, moesten van voedsel en dergelijke worden voorzien. Voorts werden gewapende overvallen gepleegd op politieposten en gevan­genissen, waarbij gevangengenomen verzetsstrijders en andere arrestanten van de Duitsers werden bevrijd. Als er dan weer zo'n overval was gelukt of een hoge Duitse officier was vermoord, werden - zoals reeds eerder vermeld - vooraan­staande Nederlan­ders, die er niets mee uitstaan­de hadden door de Duitsers geëxecuteerd (zoals bijvoorbeeld Willem Ruys, directeur van de Rotterdamsche Lloyd). Ook werden wel willekeurige, volkomen onschuldige burgers op straat aange­houden en ter plaatse dood geschoten. Hun licha­men moesten dan een dag blijven liggen als afschrikwekkend voorbeeld.

 

Zeer zware bombardementen op Duitsland en met name die op de grote steden brachten enorme schade aan. De luchtaanvallen waren niet langer alleen maar gericht op militaire doelen, ook de Duitse bur­gers werden nu op een verschrikkelijke wijze direct met de oorlog geconfron­teerd. Er vielen tienduizenden doden en een uitschieter in dit opzicht was Dresden; deze stad werd in één nacht bijna in z'n geheel weggevaagd.

 

In Rotterdam werd (door een afschuwelijke vergissing van de piloten van een geallieerde vliegtuigformatie) de woonwijk Mathenesse in het westen van de stad gebombardeerd. Naar later werd uitgelegd, waren de bommen bestemd voor de nabij­gelegen haveninstallaties, doch door slecht zicht en gehin­derd door de Duitse luchtdoelartillerie, was ongelukkigerwijs de woonwijk getroffen. Hierbij vielen vele doden en er was een groot aantal gewon­den. Genoemd bombardement vond plaats op een woensdagmiddag en ik herinner me, dat ik klaar stond met mijn voetbalschoenen om op het toenmalige Land van Hoboken (huidige Dijkzigt) te gaan voetballen met wat vrienden. Eén van deze vrienden stelde voor om te gaan helpen in de gebombardeerde wijk. We liepen richting Mathenesse in het westen van Rotter­dam doch werden bij de Mathenesserbrug door politie tegengehouden, omdat de wijk geheel was afgesloten en er al voldoende vrij­willigers waren om te assisteren bij het zoeken naar slachtof­fers onder het puin.

 

Inmiddels was ik - samen met mijn vrienden Jaap Catshoek en Loek Hoppe - boksles gaan nemen bij sportschool Schilperoord, gevestigd aan de Mathenesserlaan. Bokslessen werden gegeven door de oude heer Teun Schilperoord en zijn schoonzoon Secondo, een Italiaan, die volgens zeggen amateurbokskampioen van Italië was geweest.

 

De opmars van de geallieerde legers in Frankrijk vorderde traag en toen mijn boksvrienden en ik op een zondagochtend in september 1944 op weg waren naar de boksschool was er plotse­ling een enorm zwaar motorgeronk in de lucht en stelden we vast, dat er op vrij grote hoogte massa's geallieerde vlieg­tuigen overvlogen. Later die dag vernamen we, dat Engelse en Amerikaanse lucht­landingstroepen met parachutes en zweefvliegtuigen waren geland in de omgeving van Arnhem, met - naar later bleek - het doel de bruggen te bezetten, teneinde de geallieerde legers snel op te kunnen laten rukken. Helaas, de luchtlandingsoperatie bij Arnhem (genaamd "Marketgar­den") mislukte echter, omdat de geallieerden stuitten op sterke, zwaar bewapende Duitse troepen, welke toevalligerwijs daar in de buurt gelegerd waren.

 

Na de nederlaag van de Engelsen en Amerikanen bij Arnhem bleven de Duitsers Nederland hardnekkig bezet houden, terwijl Frankrijk en België reeds grotendeels bevrijd waren. Aangezien doorstuderen door de oorlogsomstandigheden proble­matisch bleek, leek het mijn ouders wel nuttig om voorlopig een baantje te zoeken. Zo belandde ik bij de Coöperatie "De Vooruit­gang", een groot levensmiddelenconcern met veel winkels, waar ik op het hoofd­kantoor aan de Schiekade als jongste bediende aan de slag kon. Het werk was saai en het loon laag, maar ik had iets om handen en dacht zo eerst het einde van de oorlog maar eens af te wachten. Het liep echter heel anders!!!


 



© Sion Soeters 2002 - 2013










 Contact

 Credits

Gastenboek

 Disclaimer

 Home