Tweede Wereldoorlogervaringen


                  Philip Schotting - Nederlands Oost Indië


In Surabaya werden we ondergebracht in de Goebeng Kazerne. Gedurende 6 weken kregen we daar een ontzettend zware tropen­gevechtstrai­ning en werden verschrikkelijk "afgeknepen" zoals dat in mari­niers­kringen betiteld werd. Na deze periode werd de oorspronkelijke groep telegrafisten (van de opleiding in Nederland) geselecteerd en geplaatst op de Verbindings-School van de Mariniers Brigade, welke zich ook op het terrein van de Goebeng Kazerne bevond. Hier volgde weer een radio-opleiding om vertrouwd te raken met de zenders en ontvangers van Amerikaans makelij.

Na 3 maanden werd er weer een examen afgenomen en waren we eindelijk klaar om ingezet te worden bij de Verbindingsdienst van de Mariniers Brigade, welke naam korte tijd later werd gewijzigd in Korps Mariniers. Ik werd geplaatst als telegrafist in de radiokamer van de Brigade Staf, welke gevestigd was op korte afstand van de Goebeng Kazerne. In de stad Surabaya was het betrekkelijk veilig en voor mij betekende mijn job op de Brigade Staf een heel rustige periode met 's avonds en tijdens de weekends veel vertier.

 

Eind november 1948 liep ik, vermoedelijk als gevolg van het gebruik van be­smette ijsblokjes in een drankje genuttigd in de kantine­ van de kazerne, een zeer ernstige darminfec­tie op. Opname in het marine ziekenhuis was noodzakelijk en kort voor Kerstmis 1948 verliet ik - sterk vermagerd maar weer redelijk opgeknapt - het ziekenhuis.

Marinier Schotting op Java


Inmiddels was er op 19 december 1948 een grootscheepse mili­taire operatie op Oost-Java gestart onder de codenaam "Opera­tie Zeemeeuw". Hoewel betiteld als tweede politionele actie was het naar mijn mening een pure militaire aangelegenheid waarbij de Mariniers Brigade nauw samenwerkte met de Konink­lijke Landmacht. In het kort kwam het er op neer dat er door de mariniers met behulp van landingsvaartuigen en amfibie-eenheden een landing werd uitgevoerd bij Glondong aan de noordkust van Java, ter­wijl tegelijkertijd eenheden van de mariniers vanuit Surabaya westwaarts over land richting Madioen trokken met de intentie om in Madioen contact te krijgen met de in het noorden gelande mariniers en bovendien met eenheden van de Koninklijke Land­macht welke vanuit het westen richting Madioen zouden opmar­cheren.

 

De landing was vlot verlopen in tegenstelling tot opmars van de mariniers over land. Veel bruggen bleken door de vijand te zijn vernield zodat al heel snel alle motorvoertuigen moesten worden achter­gelaten en de mariniers met hun zware uitrusting en wapens te voet verder gingen. Na een mars van ruim 70 km werd eindelijk Madioen bereikt en daar bleken eenheden van de landmacht reeds eerder te zijn gearriveerd.

 

Nog maar net ontslagen uit het hospitaal nam ik mijn plaats in de radiokamer van de Brigade Staf weer in en bij het opnemen van een telegram afkomstig van de commandant van het 4e Infan­terie Bataljon de Lt. Kol der Mariniers Arends, die zich in Madioen bevond, las ik dat daar dringend behoefte bestond aan een zender/ontvangercombinatie om een betere radioverbinding met het hoofdkwartier Surabaya te kunnen onderhou­den. Nog dezelfde dag werd ik bij het hoofd van de Verbindings­dienst van de Brigade Staf geroepen, die mij mededeelde dat ik aangewezen was om - zoals hij dat noemde "luchtsgewijs" - met de betreffende radioapparatuur naar Madioen te gaan om mij daar bij het 4e Inbat te melden.

 

De volgende ochtend reed ik met een z.g. Master Jeep naar het radio- magazijn gelegen in het havengebied (Tandjong Perak). Er werden een TBX-zender, een ontvanger en een stroomgenerator met aangekoppelde benzinemotor, dit alles verpakt in een grote, langwerpige kist, in de jeep geladen. Vervolgens ging de rit naar het vliegveld van Surabaya waar een vliegtuig van het type DC-3 Dakota klaar stond.

 

Het bleek dat één van de deuren uit de zijkant van de romp was verwijderd. Bij navraag hierover werd mij duidelijk gemaakt dat het vliegtuig het laatst gebruikt was om pamfletten uit te strooien boven vijandelijk gebied. Op genoemde pamfletten stond een foto van de heer Soekarno, die zichzelf had uitgeroepen tot de eerste president van de onafhankelijke Republiek Indonesië (zoals Nederlands Indië door hem was omgedoopt). De pamfletten toonden een foto van Soekarno, be­waakt door een aantal Neder­landse militairen die hem gevangen geno­men hadden en een in de Malei­se taal gestelde oproep aan de repu­blikein­se opstandelingen om de strijd te staken.

 

Nadat de spullen in het vliegtuig waren geladen nam ik plaats in de vrachtruimte en 2 piloten in de cockpit. Het toestel steeg op - zonder deur - en tot mijn grote schrik constateerde ik dat bij scheef hangen van het vliegtuig tij­dens het zwenken, de kist met de zender/ontvanger en andere spul­len langzaam naar de deuropening gleed. Door met één hand een in het vliegtuig bevestigde canvas parachutistenriem vast te houden en met de andere hand een aan de kist gemonteerde stalen handgreep, lukte het mij om de kist tegen verder wegglijden over de gladde metalen vloer - richting deuropening ­- te behoeden.

 

Zodra het toestel weer recht vloog en er dus geen "slagzij" meer was, kon ik de zaak weer loslaten en normaal gaan zit­ten. Om verdere problemen te voorkomen heb ik met één van de vlie­gers - welke inmiddels door mij was gea­larmeerd - de spullen naar een andere plek op veilige afstand van de deuropening gesleept. De landing verliep normaal en op het vliegveld trof ik een aantal mariniers aan die gehuld waren in sarongs of andere burger­kle­ding. Het bleek dat er als gevolg van de lange voet­tocht naar Madi­oen, die grotendeels in de regen plaats had gevonden, de meeste militaire kledingstukken drijf nat en gehavend waren geraakt en vervangen waren door burger kleding.

 

De kist met de radio-installatie werd op een oude, buitgemaak­te vrachtauto geladen en naar het centrum van Madioen ge­bracht. Er werd onmiddellijk radiocontact gemaakt met Surabaja en de verbinding bleek van uitstekende kwaliteit. Vanuit Madioen werden regelmatig zuiveringsacties ondernomen in het gebied in de omgeving van deze stad en mij werd nogal eens opgedragen om samen met colle­ga telegrafist Chef Willekes met een patrouille mee te gaan om met behulp van een draagbare radi­o/zenderinstallatie contact te onderhouden met de bataljonscommandopost in Madioen.

 

Na verloop van een paar weken werd ik overgeplaatst naar het stadje Grisee gelegen aan de Noordkust van Java, tegenover het eiland Madura. Daar werd ik met korporaal - telegrafist Frans Bersée, een voormalig instructeur van de Verbin­dingsschool, gedeta­cheerd bij een afdeling van de Koninklijke Landmacht. Onze taak was om radioverbinding met Surabaja te onderhouden en daar brak toen weer een prettige en rustige periode aan. Veel gelachen met de korporaal \ telegrafist der Mariniers Frans Bersée, een vrolijk type en een uitgesproken humorist. Na het verblijf in Grisee volgde er weer een overplaatsing terug naar de Brigade Staf in Surabaja en vrij onverwacht ontving ik daar de mededeling dat ik in juni 1949 per m.s. "Zuiderkruis" mocht thuisvaren. Alles liep volgens plan en in augustus 1949 arriveerde ik met genoemd schip in Rotterdam, alwaar het afmeerde aan de kade van het etablissement van de Konklijke Rotterdamsche Lloyd aan de Schiehaven. Nog voordat we mochten debarkeren kwam mijn grootvader van mijn moeders kant (opa Huyser) - die jarenlang bij de Rotterdamsche Lloyd had gewerkt - aan boord om mij als eerste te begroeten.

 

Per bus werden we vanuit de haven naar huis gereden en daar wachtte een warm onthaal. Veel buurtgenoten stonden samen met mijn ouders buiten bij de voor­deur, welke versierd was en waar een bord boven hing met de tekst "WELKOM THUIS". Dit betekende het einde van mijn (verplichte) militaire loop­baan welke gelukkig - behalve de opgelopen ernstige darminfec­tie - zonder al te grote problemen was verlopen.

 

Ik werd door het Ministerie van Defensie in het bezit gesteld van het Ereteken voor Orde en Vrede voorzien van 2 Gespen, deze laatste in verband met actieve deelname aan militaire operaties.

Ereteken voor Orde en Vrede met twee Gespen


Nu werd het menens voor wat betreft onze uitzending naar Nederlands Oost Indië. We gingen met inschepingverlof en moesten ons daarna weer melden te Bergen op Zoom. Op het eerste ochtend-appèl aldaar werd mij medegedeeld dat ik bevor­derd was tot korporaal der mariniers en dat ik tijdens de overtocht het commando kreeg over een peloton van 20 mariniers.

 

Na aankomst in Indië zouden verdere instructies volgen. Zonder een fanaticus te willen zijn, was het toch niet zonder enige trots dat ik de "korporaalsstrepen" op de mouwen van mijn uniform aanbracht. Zo vertrok ik dus als tijdelijk korpo­raal (met het daarbij beho­rende hogere soldij) vanuit mijn ge­boor­te­plaats Rotter­dam per m.s. "Sibajak", een voorma­lig passa­giers­schip van de Rotterdamse Lloyd, naar het toenma­lige Nederlands Oost Indië dat later (na de overdracht door de Nederlandse Regering) omgedoopt werd tot Indonesië.

 

Aan boord van het schip bevonden zich totaal ruim 1.200 mili­tairen en in de ladingruimen waren 6 en 7-hoog boven elkaar bedden aange­bracht. Niet bepaald een luxe om met zo verschrik­kelijk veel mensen op een schip geduren­de de circa 6 weken, die de over­tocht duurde, te moeten bivak­ke­ren.

 

In Port Said werd door het schip gebunkerd en daar kwamen tientallen kooplieden aan boord met o.a. sigaretten van aller­lei merken. Na het Suezkanaal volgde de overtocht over de Indische Oceaan en daar werd heel slecht weer ontmoet. De "Sibajak", bekent en berucht om haar geringe stabiliteit, slingerde en stampte verschrikkelijk. Dit had als gevolg dat honderden militairen, waaronder het merendeel van de mariniers van mijn peloton, zwaar zeeziek werden met alle bekende gevol­gen van dien. Het gebeurde wel tijdens het zware weer dat er maar een paar mensen aan de ontbijttafel verschenen en de rest dood­ziek te kooi lag. Dit betekende dat ik op het appèl verscheen met slechts enkele mari­niers en een lange lijst met namen moest oplezen van diegenen, die wegens zeeziekte ontbraken.

 

Via de havens van Batavia (het latere Jakarta) en Semarang, waar de "Sibajak" afmeerde om militairen van de landmacht te ontschepen, arriveerden we - na een reis van circa 6 we­ken - tenslotte in Surabaya.
 

 



© Sion Soeters 2002 - 2013










 Contact

 Credits

Gastenboek

 Disclaimer

 Home