
|
De verzetsactiviteiten van Paul Samuel Esmeijer volgde een studie aan de HBS in Rotterdam en was lid van de Gereformeerde vereniging “Calvijn”, een soort van debatingclub voor oudere jongens. Verder was Samuel lid van de padvinderij. Niet van de gereformeerde van de algemene padvinderij. De moeder van Samuel had een prominente invloed op zijn opvoeding. Samuel groeide op tot een jongeman met een sterk gevoel voor rechtvaardigheid, sportieve bekwaamheid, zwijgzaamheid en hulpvaardigheid. Zijn studie ging niet zoals het zou moeten, zeker ook vanwege het feit, dat hij zich sterk bezig hield met activiteiten binnen de jongerenvereniging. Ook het oorlogsgeweld, dat Nederland inmiddels had getroffen droeg niet bij tot een vlotte studie. Samuel was regelmatig te vinden bij de slachtoffers van het bombardement en verleende hulp aan de gewonden en getroffenen. Op 13 augustus 1942 trad hij af als secretaris van “Calvijn”. En na een uiteindelijk geslaagde studie aan de HBS ging hij vrijwillig in dienst bij de politie in Driebergen, met het doel inspecteur te worden. Nadat ik een kort verslag gemaakt had van zijn daden en zijn leven in de Rotterdamse Illegaliteit en dat in mijn persoonlijk archief te hebben opgeborgen ontving ik een mailtje van Noortje, wier opa een broer van Samuel Esmeijer was.
Zijn tante Teet heeft bemiddeld bij haar kennis, de chef van het plaatselijke politiekorps en Samuel kon hier in dienst treden. Hij vindt onderdak bij zijn tante, die een bejaardenhuis beheerd en zijn studie bij de politie vordert gestaag. In de herfst van 1942 oefent hij met een pistool in de bossen van Driebergen alhoewel hij nog geen uniform of wapen draagt. Na het begin van de Jodenvervolging in de zomer van 1942 begon hij Joodse gezinnen te waarschuwen voor een op handen zijnde deportatie en raakte hij betrokken bij de hulp aan onderduikers. In de loop van 1943 voelde hij zich als politieman steeds sterker de lijn van de bezetter opgedrongen, iets waar hij zich tegen verzette, wat uiteindelijk leidde tot oneervol ontslag. Over deze situatie is nog een andere versie in omloop. Deze versie wil dat Samuel informatie kon verstrekken over een Joodse jongen die gezocht wordt, maar dit hardnekkig weigerde en derhalve moest vertrekken bij de politie. In elk geval leidde dit ertoe, dat hij in 1943 terug ging naar Rotterdam en in contact kwam met de organisatie van Trouw, die graag gebruik maakte van zijn diensten en hem inzette bij de identificatie van collaborateurs en verraders. Hij leidde een vierkoppige groep waarvan verder deel uitmaakte J.L de Jonge, J.J.C. Schouten en J. B. Kerkhoven. In het begin werden door deze groep voornamelijk autonummerborden vastgelegd op het Plein in Den Haag, die daar de “Zentrale der Sicherheitspolizei und des SD” bezochten, om zo V-männer te kunnen identificeren. Later begon men deze personen te schaduwen, met het doel een mogelijkheid te vinden om deze verraders te liquideren. De eerste poging om een liquidatie uit te voeren mislukte omdat Esmeijer, die als enige van de vier een pistool bezat bang was voor de reactie van het aanwezige publiek. De verrader Antonie Damen ontsnapte zo aan de dood. Het feit dat mensen geliquideerd zouden worden werd nimmer lichtvaardig genomen. Esmeijer was gereformeerd en was zich terdege bewust van het feit, dat hij zich voor een dergelijke daad voor God zou moeten verantwoorden. Liquidatie was dan ook een onderwerp dat druk werd besproken in de groep rondom Esmeijer. In januari 1944 kwam Esmeijer via Piet de Beer (geb. 1919), die van 1940-1942 al lid was van een kleine groep binnen de groep Erkens en die de Westlandse KP kwam versterken, in contact met Leen Valstar (1908-1944), de Naaldwijkse tuinder die in augustus 1943 deel uit maakte van de toen opgericht TOP LKP en die de leiding had bij de opbouw van de LKP in het westen van het land. Het groepje van Esmeijer werd op instigatie van Leen Valstar omgevormd tot knokploeg, waarmee de eerste specifiek Rotterdamse Knokploeg tot stand kwam. Tot aan Dolle Dinsdag vonden zij hun thuishaven voornamelijk aan de Christelijke Ambachtsschool aan de Gordelweg, waar Samuel Esmeijer toegang toe had, omdat zijn vader hier les gaf... De vuurdoop voor de 4 koppige ploeg van S. Esmeijer was de overval op het bureau van politie te Delft op 26 februari 1944. Bovendien was het de eerste overval waaraan een Rotterdamse Knokploeg deelnam. De totale ploeg voor deze overval bestond uit 16 personen, 4 van Esmeijer, 7 van de Westlandse ploeg, Fritz Conijn en twee vrienden en 2 agenten die betrokken werden bij de overval op hun bureau. Doel van deze kraak was om het bemachtigen van vuurwapens voor de LKP en het stelen van de sleutels van het plaatselijke distributiekantoor om aansluitend dit te kraken, verder moesten drie arrestanten bevrijd worden. De kraak lukte en er werden 38 vuurwapens buitgemaakt, maar de overval op het distributiecentrum ging niet door vanwege vervoersproblemen van de buit. (de auto die hiervoor gebruikt zou worden was in beslag genomen door de politie). Na de overval kon iedereen op de fiets een veilig heenkomen vinden. Op 8 april 1944 namen twee mannen van de ploeg van Esmeijer, samen met een aantal mannen van de ploeg van Johannes Post deel aan een overval op het distributiekantoor van Katwijk, die overigens ook mislukte en waarbij één van de mensen van de ploeg van Post werd doodgeschoten door een agent. Inmiddels was de identiteit van Samuel bij de SIPO bekend en werden de ouders, zus, broer en zwager van Samuel Esmeijer op 27 april 1944 gearresteerd. Na een week werden zij weer vrijgelaten op voorspraak van een familielid, de NSB’er E.J. Roskam, de voorzitter van "De Nederlandse Landstand"
De volgende overval was op 6 juni 1944 (D-Day) op het Rotterdamse Huis van Bewaring (Bergstraat), waar 17 mensen van de groep J’Maintiendrai gevangen zaten waarvan er reeds vier ter dood waren veroordeeld. De overval stond onder leiding van Samuel Esmeijer. De overval lukte en alle 17 verzetslieden werden bevrijd en veilig ondergebracht. Dit was de eerste overval die door de KP Rotterdam was georganiseerd Er volgden nog een aantal overvallen op diverse distributiekantoren, waarvan er twee mislukten (Gilze Rijen 10 augustus 1944 en Nijkerk 3 augustus). Verder nam het team van Esmeijer ook deel aan twee mislukte overvallen op het Utrechts Gerechtsgebouw aan de Hamburgerstraat, met als doel een aantal Parool medewerkers te bevrijden (Tweede Paroolproces, 26 juli 1944 en 1 augustus 1944). Op 17 juli 1944 werd de vader van Samuel Esmeijer wederom gearresteerd en bij de arrestatie neergeschoten. Artsen slaagde erin zijn leven te redden. Naast de overvallen bleef ook het contraspionagewerk belangrijk deel van de taken van de groep Esmeijer. Hun opdrachten kregen zij via Piet de Beer van Leen Valstar. Leen Valstars eerste verzoek aan Esmeijer was het natrekken van een Utrechtenaar, die lid was van de Oranje Vrijbuiters, maar na zijn gevangenschap V-man was geworden. Dat het initiatief soms ook uitging van de groep Esmeijer zelf werd duidelijk door de liquidatie van een lid van het Rotterdams verzet, die collaborateur was geworden en die eind juli 1944 werd gedood, nog voor hij belangrijke informatie kon prijsgeven aan de Duitsers. Verder werd naarstig jacht gemaakt op de beruchte verrader Anton van der Waals, een jacht die nooit succesvol was.
Na de toevallige arrestatie van Valstar op 15 mei 1944 werd deze overgebracht naar De Bunker in Kamp Vught, waar hij op 4 september 1944 door de Duitsers werd gefusilleerd. De LKP in het westen van het land kwamen onder leiding van Johannes Post, die vooral vertegenwoordiger was in kern vergaderingen, maar de operationele leiding van de LKP in het westen werd, tot 25 augustus 1944 gevormd door Piet de Beer die bijgestaan werd door drie assistenten, nl. V.P. Vermeer voor Noord-Holland, C. Been voor Utrecht en S. Esmeijer voor Zuid-Holland. Op 25 augustus 1944 trad de TOP LKP terug en gaf de leiding uit handen aan de “Landelijk Sabotage Commandant” J.A. van Bijnen. De leiding van Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht (Gewest IV) kwam in handen van gewestelijk sabotage commandant P.W. Hordijk. Na deze hervorming ontstond in Rotterdam het Hoofdkwartier LKP, waarvan Samuel Esmeijer de commandant was. (Omvatte LKP Rotterdam en diverse randgemeenten) Op 5 september 1944, Dolle Dinsdag leken de Duitsers zich terug te trekken en de avond van tevoren had het Allied High Command de Rotterdamse bevolking opgeroepen te voorkomen dat de Duitsers de infrastructuur zouden vernielen. De Raad van Verzet, die zichzelf beschouwde als overkoepelend orgaan voor alle verzetsgroepen riep na deze oproep een aantal vertegenwoordigers van het verzet in spoedvergadering bijeen op een RvV adres aan de Voorschoterlaan. Voor de LKP waren Samuel Esmeijer en Hordijk aanwezig, voor de O.D. was van Wijlen aanwezig, voor de politie waren Staal en Moerman aanwezig en voor de L.O. waren dat Sijpesteyn en Elsinga. Het plan dat de RvV had omtrent de activiteiten en verantwoordelijkheden gedurende en na de terugtrekking van de Duitsers is niet bekend. Waarschijnlijk omvatte het een samenbundeling van de verschillende verzetsactiviteiten onder leiding van het Operatie Centrum van de RvV. De andere groepen hadden hier geen oren naar, vooral omdat de RvV in Rotterdam niets voorstelde. Op de vergadering werd de RvV te verstaan gegeven zich niet in Rotterdam in te mengen en dreigementen van Thijssen, vertegenwoordiger van de RvV werden niet serieus genomen. Hier ontstonden de eerste irritaties tussen de RvV en de rest van illegaal Rotterdam, die ertoe leidde, dat in Rotterdam een RvV brigade werd opgericht, die zich overigens voor Dolle Dinsdag nooit echt met verzetswerk bezig heeft gehouden. Pas na Dolle Dinsdag en de enorme groei van het ledental van de RvV, vooral door de werving van LO, kon de RvV zich een positie van enig gewicht verwerven. Na Dolle Dinsdag werd een commissie Objectbescherming ingesteld, waarin vertegen-woordigers van de LvV, LKP en de OD samenwerkte om de vernieling van strategische objecten in Rotterdam te voorkomen.
In de organisatie van de LKP Rotterdam begon oktober 1944 al meteen met ernstige strubbelingen. In de ploeg van Rien van der Stoep werd heftig gesproken over het leiderschap van HK LKP en vooral over Samuel Esmeijer, die eigengereid optreden en organisatorisch onvermogen werd verweten. Twee belangrijke zaken, die een samenwerking onderling en tussen de diverse organisaties (OD en RvV) in de weg zouden staan. Op 30 september volgde een gesprek tussen Esmeijer, van der Stoep en Frits Ruys, dat echter de onderlinge verhoudingen niet deed verbeteren. Als gevolg hiervan werd van Bijnen ingeschakeld en zegde de groep van Rien van der Stoep het vertrouwen in de leiding van de LKP Rotterdam op. Een volgend gesprek omtrent de situatie werd op 6 oktober 1944 gevoerd, zonder van Bijnen, maar in het bijzijn van diens gewestelijke sabotagecommandant P.W. Hordijk. Samuel Esmeijer nam maatregelen om de kritiek op zijn leiding weg te nemen en stelde op 12 oktober wekelijkse bijeenkomsten van ploegleiders in, herstelde een grotere mate van discipline en nam maatregelen tegen de ploeg van de Groot, die eigenmachtig zeer hardhandig optrad tegen ‘putjesgravers’. Op 4 oktober voerde Esmeijer een grote actie uit waarbij het hoofdbureau van politie aan de Haagsche Veer het doelwit was. Met een ploeg van 20 mensen slaagde hij er in 46 gevangenen te bevrijden. Op 6 oktober haalde hij zijn vader uit het ziekenhuis en bracht hem onder op een veilig adres.
Eind oktober laaide het conflict weer op en van der Stoep wilde Samuel Esmeijer weg hebben. Dit resulteerde op 1 november 1944 in een vergadering en een maatregel genomen door P.W. Hordijk en zijn landelijke sabotage commandant van Bijnen. Ondanks fel verzet van de mensen van Esmeijer, vooral van J.L de Jonge, werd besloten dat Samuel Esmeijer een andere taak zou krijgen. Hij werd de rechterhand van van Bijnen en toegevoegd aan het H.K.-L.S.C. (Hoofdkwartier Landelijke Sabotage Commandant), een functie, die door de Jonge een doekje voor het bloeden werd genoemd. De motieven van Hordijk en van Bijnen om Samuel Esmeijer te “promoveren” bleken uit een brief van Hordijk, waarin hij schrijft dat, “Esmeijer, met bekwaamheid zijn functie had uitgevoerd, maar door een te sterke centralisatie en het verzuim om geschikte mensen naast zich te benoemen, een slecht overzicht had over het geheel van zijn werk”. Samuel Esmeijer was diep teleurgesteld en vervulde zijn nieuwe functie met tegenzin. Op 4 november raakte hij bij een wapeninstructie in Hillegersberg gewond aan zijn knie. Op 5 november wordt van der Stoep benoemd als leider van de KP Rotterdam, terwijl Samuel Esmeijer formeel nog Provinciaal Commandant bleef. Vanaf zijn ziekbed, waartoe hij voor een periode van drie weken veroordeeld was schreef hij twee brieven aan Hordijk. In één ervan bood hij aan om vanuit zijn bed een aantal zaken te organiseren. Verder vroeg hij zich af of dat hij ziekteverlof moest nemen of wellicht beter helemaal kon stoppen. In de tweede, de laatst bekende schreef hij dat, “hij erg down was geweest, omdat het niet meeviel om na het opzetten van een zaak er uit gegooid te worden. Het is een feit dat ik te hard heb gewerkt, ik had moeten laten werken”. Op 22 november word het gebouw van de Kamer van Koophandel in Utrecht door de SD overvallen, juist als er een districtsvergadering van de B.S. Utrecht gaande is. Acht personen worden gearresteerd. Van Bijnen verneemt op 24 november, dat een aantal van hen gevangen gehouden worden in de Willem 3 Kazerne in Apeldoorn, een kazerne die medio oktober 1944 door de Duitsers als gevangenis werd gebruikt. Hij gaf zijn mensen opdracht in bevrijdingsactie voor te bereiden, echter er kwam geen bericht terug van de verbindingsofficier C.A. Stoové. Daarop besloot van Bijnen zelf poolshoogte te gaan nemen en wilde dat Esmeijer met hem meeging vanwege zijn grote ervaring op dit gebied. Op 27 november reed van Bijnen naar Amersfoort, waar hij met Esmeijer had afgesproken en op 28 november vertrokken zij naar Apeldoorn voor een bezoek aan Stoové. Deze gaf in een gesprek aan, dat hij geen informatie had kunnen bemachtigen en dat een overval te riskant was, waarna van Bijnen en Esmeijer besloten zelf informatie te vergaren. Op het politiebureau werden zij niets wijzer en daarom besloten zij de kazerne van dichtbij te inspecteren.
|