De razzia's


            Razzia van Rotterdam 10 - 11 november 1944


In de geschiedenis van Rotterdam zijn twee data met zwarte letters geschreven: 14 mei 1940, de dag van de Duitse bombardementen en 10 november 1944, toen ruim vijftigduizend mannen door de Duitsers als slaven werden weggevoerd.

Danig in het nauw gedreven door de snelle geallieerde opmars, ging de Duitse legerleiding in het najaar van 1944 over tot rigoureuze maatregelen tegen de burgerbevolking. Hoofdzaak was de vrees, dat bij een verdere verplaatsing van de strijd op Nederlandse bodem de verbonden bevrijdingsleger zoveel hulp van de bewoners zouden krijgen, dat de verdediging van de steeds kleiner wordende bezette gebieden daarvan ernstige hinder zou ondervinden.

Voor de gewone slavenarbeid in de Duitse fabrieken had men het op zich redelijk onschuldige woord "Arbeitseinsatz" uitgevonden. Deze Arbeitseinsatz kreeg in het najaar van 1944 een uitbreiding. Dat het hierbij in de eerste plaats niet om de arbeid van de opgepakte personen ging bleek onder meer uit het feit, dat men in Duitsland dagenlang met treinen vol gevangenen van plaats naar plaats trok, zonder dat men kans zag de plaatselijke autoriteiten te overtuigen deze mensen op te nemen en te plaatsen in de diverse fabrieken die werkten t.g.v. de Duitse oorlogsindustrie.

De andere opzet bleek ook uit het officiële Duitse bevel van het hoofdkwartier in het westen, waarin gewezen werd op de noodzakelijkheid, de hulp van de burgerbevolking aan de oprukkende geallieerde troepen tot een minimum te beperken. Er moest zonder pardon (rücksichtslos) worden opgetreden tegen "terroristen".

De voorbereidingen voor de grote razzia werden in alle stilte getroffen. Duitse troepen met een sterkte van ongeveer 8.000 man ontvingen de speciale opdracht, op een bepaald moment genadeloos toe te slaan. De verrassing moest volkomen en het succes van de actie evenredig zijn.

Op de avond van 9 november wees niets in het openbare leven van Rotterdam op de op handen zijnde tragedie. Een sombere dag werd op dezelfde wijze als anders door de uitgeputte en moedeloze bewoners afgesloten. Men bleef nog een ogenblik bij het flikkerende olie pitje zitten praten over het laatste oorlogsnieuws. Daarna zocht men zijn bed op om te trachten alle ellende voor een paar te vergeten.

Uit gegevens van het NIOD blijkt, dat het Duitse plan volledig is geslaagd. In de na-nacht van 9 op 10 november werd een kordon rond de stad aangelegd, terwijl duizenden in veldgrijs gestoken mensenjagers door de straten van Rotterdam trokken, om alle belangrijke bruggen en pleinen te bezetten en het telefoonverkeer af te sluiten. In een bevel aan alle mannen van 17 tot en met 40 jaar, zich aan te melden voor de arbeidsinzet, stond te lezen:

Het bevel zich te melden voor arbeidsdienst aan alle mannen van 17 tot en met 40 jaar.



      "Op hen, die pogen te ontvluchten of weerstand bieden zal worden geschoten".

Niemand maakte zich enige illusie omtrent de bedoelingen van de Duitsers. Zij zouden schieten!

Het slagen van deze Duitse razzia kwam tot stand als gevolg van een paar oorzaken. Twee belangrijke oorzaken waren:

  1. De geringe geestelijke weerstand door ondervoeding.
  2. De volslagen verrassing van deze grote actie.

In de kille regen werden de gevangenen verzameld. Een belangrijke verzamelplaats was de Kuip.

De razzia werd systematisch uitgevoerd waardoor ontsnappen nauwelijks mogelijk was. Van de opgepakte Rotterdamse en Schiedamse mannen vertrokken er circa 20.000 te voet richting Utrecht, 20.000 werden per Rijnaak afgevoerd en 10.000 per trein. Van hen werden circa 10.000 man tewerkgesteld in het oosten van Nederland, de rest ging, via Kamp Amersfoort, naar arbeitslager in Duitsland, waar hen een beestachtige behandeling te wachten stond.

In die dagen demonstreerde de burgerbevolking een ontroerende eensgezindheid en offervaardigheid. Ondanks het feit, dat het voedseltekort in het westen van het land al zeer hoog was, werden de gedeporteerden overal waar zij langs kwamen of waar de treinen een tijdje stil bleven staan, verrast met voedsel en andere zaken die zij op hun reis goed konden gebruiken. Deze solidariteit verontrustte de Duitsers, maar ontsloeg hen ook gelijk van de verplichting voor voedsel te zorgen en daarom lieten zij de aanvoer van het eten oogluikend toe.

Twee dagen duurde de razzia, ruim vijftigduizend mannen van zeventien tot en met veertig liepen in de Duitse val. Het R.V.O. heeft 5 afvoerwegen kunnen reconstrueren.

  1. Een eerste groep moest te voet naar Delft en werd vandaar per trein via Amsterdam naar Amersfoort afgevoerd. Later gingen zij via Gronau en Nieuweschans de oostelijke grens over.
  2. Groep twee werd in Rotterdam in goederenwagons gestopt en ging via Utrecht naar Amersfoort.
  3. Een derde groep, de mannen die zich op de fiets bij de Duitsers hadden gemeld of die al fietsend waren opgepakt, ging op de fiets via Gouda en Utrecht naar Amersfoort.
  4. Ongeveer 100 tot 150 mannen werden met Rijnaken, zonder behoorlijke lucht toevoer, zonder voedsel en nagenoeg zonder sanitaire voorzieningen naar Amsterdam afgevoerd, waar zij een paar dagen in loodsen werden ondergebracht, om vervolgens wederom het ruim van de Rijnaken ingejaagd te worden en over het IJsselmeer naar Kampen werden afgevoerd. Hier werden zij vervolgens in drie groepen ingedeeld.
    • Eén groep ging te voet naar Zwolle, van waar zij op de trein naar Duitsland werden gezet.
    • Een tweede groep ging van Zwolle met schepen naar Duitsland.
    • De derde groep ging van Zwolle naar Wezep en reisde per trein verder Duitsland.
  1. De laatste groep was de groep mannen, die te voet de lange weg van Rotterdam naar Amersfoort moest afleggen. Het weinige dat zij hadden kunnen meenemen raakte spoedig doorweekt van de regen, terwijl de honger knaagde en de voeten pijn deden, vielen met grote regelmaat uitgeputte gedeporteerden uit en konden niet meer verder. De door de Duiters in beslag genomen wagens zorgden ervoor dat ook zij in Amersfoort aankwamen.

 

Slachtoffers van de Duitse mensenjacht in de Lefèvre de Montignylaan worden onder scherpe bewaking afgevoerd en gaan een onzekere toekomst tegemoet.


Een bizar gezicht was een groep meegetrokken vrouwen, niet van plan hun man uit het zicht te verliezen, smeekten, dreigde en huilde zij en lieten de Duitse soldaten geen ogenblik met rust. Vaak vielen hier rake klappen.

Ondanks alle ellende wisten ook een aantal mannen, voor zij Duitsland bereikte, te ontvluchten. Er waren er die uit de rijdende trein sprongen of in de duisternis uit de rijen vluchtten. Vooral de vrouwen slaagden er in mannen aan de Duitsers te onttrekken. Op het station van Haarlem was het een komen en gaan van burgers met mandjes brood en ander voedsel. Hierbij verlieten tientallen Rotterdammers stevig gearmd met hun weldoensters het terrein, nog voor de Duitsers doorhadden hoe brutaal sommige ontsnapten.

Het Haarlemse verzet was betrokken bij een spectaculaire ontsnapping. Die ging in twee fasen. Over fase één spreken de bronnen, herinneringen van Haarlemmers, elkaar tegen. In elk geval is een groep van meer dan zestig man van de trein gehaald omdat ze een besmettelijke ziekte zouden hebben. Volgens de ene bron zou dat op zaterdag zijn gedaan door leden van de Raad van Verzet waarvan iemand zich voordeed als arts. Volgens een andere bron vond een dergelijke actie plaats op zondag en was georganiseerd door medewerkers van het Haarlemse voedselbureau.

 

Rotterdammers op het station in Haarlem, waar een aantal m.b.v. het verzet en Haarlemmer burgerij wisten te ontsnappen.


Hoe dan ook, die mannen werden opgenomen in het Haarlemse noodhospitaal Bethesda Sarepta aan de Hazepaterslaan. Ze werden daar bewaakt door Duitsers. Bij fase twee van de ontsnapping waren leden van de Politie knokploeg betrokken. Op 30 november gingen vier leden van die knokploeg naar het noodhospitaal. Ze 'identificeerden' zich als Duitse agenten van de Sicherheitsdienst en gaven het commando dat de zogenaamde zieken moesten aantreden voor vertrek. Buiten werden de Rotterdammers opgewacht door nog een aantal verzetslieden en met fietsen afgevoerd naar onderduikadressen. In de daarop volgende dagen wisten die mannen hun weg naar Rotterdam terug te vinden.

Aan deze geslaagde acties herinnert een tweetal oorkonden. Ze zijn beide afkomstig van dankbare Rotterdammers. Eén oorkonde is na de oorlog aangeboden aan Haarlemse verzetslieden en maakt nu deel uit van de collectie van de Stichting Haarlems Verzetsmuseum.

De andere oorkonde is op donderdag 8 augustus 1946 gepresenteerd aan het Haarlemse gemeentebestuur. Daarmee danken honderdvijftig Rotterdammers de Haarlemse bevolking voor hun medeleven. Hij hangt in het stadhuis op de verdieping boven de oostelijke kloostergang.





©
Copyright Sion 2002 - 2013




 Contact

Credits

Gastenboek

Disclaimer

Home