
|
Ik ben dus getrouwd en we hebben twee zonen gekregen. Toch ging het op den duur erg moeizaam, maar ik kon de problemen redelijk beheersen. En dan komt mijn oudste zoon in een levensbedreigende situatie. Drie en twintig jaren heeft het geduurd voordat men er achter was wat hem scheelde en drie en twintig jaren hebben mijn vrouw en ik gezegd om niet te zeggen geschreeuwd, dat hij lichamelijk ziek was, maar wij vonden bij de medici geen gehoor, omdat het gewoon niet was vast te stellen. Op het moment dat wij hoorden dat zijn ziekte een naam had gekregen (SLE = een chronische en ongenees-lijke auto-immuunziekte), sloegen bij mij alle stoppen door. Ik had nacht na nacht de vreselijkste nachtmerries en iedere nacht maar weer moest ik in mijn dromen door die haag van Duitsers naar die fusilladeplaats en werd ik achterna gezeten. Iedere nacht opnieuw op nage-noeg dezelfde manier. Dat ging mij zo beheersen dat ik geen kans zag om dat overdag in de hand te krijgen. Ik werd opgevre-ten door die angsten en had zelfs het lef niet om mijn zoon, die in het begin van zijn ziekte doodziek in het ziekenhuis lag, te bezoeken.
Ik wist echter wel beter en dacht bij mijzelf: “Als men mij dan niet kan of wil helpen, dan probeer ik het zelf wel op te lossen !” Ik heb keihard aan mijzelf gewerkt en kan na die inspanningen de angsten weer een beetje beheersen, maar er hoeft maar iets te gebeuren of ik val weer terug.
Incasseren Toen de ziekte van mijn oudste zoon bekend werd, zei mijn vrouw, dat zij een patiëntenvereniging voor deze ziekte zou oprichten, als die er nog niet was. Nu, wij hebben dat samen opgepakt en een landelijke patiëntenorganisatie opgericht. Bijna 10 jaren hebben wij beiden het voorzitterschap op ons genomen. De ziekte van mijn zoon nam steeds meer in ernst toe, zodat hij vrij veel in het ziekenhuis werd opgenomen en als hij thuis was, was ik zijn alter ego. Na ruim tien jaren is hij aan de gevolgen van die ziekte overleden en dan lijkt het wel of de hele wereld in elkaar zakt. Maar toen was ik aan de beurt. In tijd van ruim een jaar moest ik twee forse operaties ondergaan en na die operaties brak mijn hel weer los. Bij beide operaties heb ik tijdens het bijkomen uit de forse narcoses alle oorlogsellende weer mee moeten maken; in alle hevigheid. En dat nu maakt een mens lichamelijk en geestelijk zo kapot, waardoor het zo moeilijk is om niet alleen de gevolgen van de operaties te kunnen overwinnen, maar daarnaast ook weer opnieuw met jezelf in het reine te moeten komen met de opnieuw herbeleefde oorlogservaringen. Dus volgt weer dat onvermijdelijke knokken. Begrip en erkenning En dan ineens kom ik er achter, dat er een Stichting Burger Oorlogsgetroffenen bestaat. Ik ben in contact gekomen met een maatschappelijk werkster en na enkele bezoeken aan haar was dat voor mij en mijn vrouw een verademing. Wij hadden iemand gevonden die begreep wat ik had ervaren en wat er met mij aan de hand was. Zij heeft mij toen op het spoor gezet van Sinaï-ambulant in Amsterdam. Ook die hebben herkend en erkend dat mijn problemen het directe gevolg waren van de oorlogservaringen. Na diverse gesprekken, waar ook altijd mijn vrouw bij was, kwam de rust weer enigszins terug, wellicht mede door de weten-schap, dat als er onverhoopt iets zou gaan gebeuren, ik direct weer bij hen kon aankloppen. Dat gaf mij een veilig gevoel.
Wanneer wij meenden dat er veranderde omstandigheden waren of als de wet werd veranderd hebben wij enkele malen opnieuw geprobeerd om de erkenning als oorlogs-slachtoffer te krijgen en steeds weer werd mijn verzoek afgewezen. In die tussentijd word ik lid van de Vereniging Kinderen van Verzetsdeelnemers 1940-1945 en heb mijn plekkie daar inmiddels gevonden. Medio 2001 word ik via de SBO in contact gebracht met een jurist van de Stichting 1940-1945, die na bestudering van mijn inmiddels dik geworden dossier voorstelt om een bezwaarschrift teschrijven naar de PUR. Daarop volgt een reactie en weer moet ik van alles invullen en moet ik gezien worden door een onafhankelijke psychiater. Daarvoor moest ik naar Amersfoort. Zelden heb ik zo’n fijn en gevoelig gesprek gehad met een luisterende deskundige die mij ten diepste begreep. Ook gaf hij mijn vrouw volop de gelegenheid om te vertellen wat haar zo bezig hield. De tijd die ons was toegemeten was al voorbij, voordat we in feite klaar waren, maar die psychiater was volgens hem voldoende geïnformeerd en zou van dit gesprek een rapport maken. Het gevolg daarvan was, dat ik in de eerste helft van het jaar 2002 van de PUR hoorde dat ik erkend was als oorlogsslachtoffer volgens de Wet Uitkering Burger Oorlogsgetroffenen. Dat heb ik kunnen bereiken dankzij de medewerking van mijn vrouw op de eerste plaats en de inzet van diverse deskundigen. Het is een pleister op de wond, maar hoe je het ook wendt of keert: de wond blijft. Naar aanleiding daarvan heb ik ooit het volgende gedicht geschreven. (de binnenkant van het uiterlijk) De natuurlijke drang naar echte vrijheid en het uitzien naar ongetemde blijheid, onverklaarbaar ontstaan, niet te ontleden, ik zou er al mijn tijd aan willen besteden. Een wens wordt stilaan een sterk verlangen, maar je kunt niet zomaar de bordjes verhangen. Gedachten drijven, als op stil deinend water en de tijd dringt; heden wordt veel te snel later. Dus wat overblijft zijn idealen, verdampt in mijn dromen en dan denk ik: ”Zal het er ooit wel eens van komen ?”
|