Concentratiekampen in Nederland


                        Durchgangslager Westerbork


Nabij het dorp Westerbork in de provincie Drente, bezat de Nederlandse overheid een stuk heide omgeven door bossen. Deze geïsoleerde plaats leek ideaal voor de bouw van een kamp om Joodse vluchtelingen die uit Duitsland kwamen te herbergen. Het lag op redelijke afstand van Westerbork, zodat de dagelijkse gang van zaken in dit dorp niet verstoord zou worden, vooropgesteld, dat er toezicht werd gehouden op de vluchtelingen. Daarom werd mr. D.A. Syswarda, gewezen medewerker van een organisatie voor psychiatrische patiënten uit Amersfoort benoemd tot directeur van het Vluchtelingenkamp Westerbork. Een serieuze bron van zorg voor de overheid en politici was de integratie van de Duits Joodse vluchtelingen, die in grote getallen de Nederlandse grens waren overgestoken. In eerste instantie werden vijftig barakken gebouwd met een capaciteit voor 1800 mensen. Toen het Duitse leger Nederland binnenviel hadden 1150 legale en 650 illegale vluchtelingen onderdak gevonden in Westerbork. Bovendien waren anderen ondergebracht in diverse vluchthuizen. Er waren in die benauwde jaren voor het uitbreken van de oorlog naast Westerbork 25 andere subkampen in Nederland.

De eerste 23 Duits Joodse vluchtelingen werden op 9 oktober 1939 in Centraal Vluchtelingen Kamp Westerbork opgenomen. Leo Blumensohn, die Westerbork, Auschwitz, Gleiwitz, Blechhammer, en de beruchte dodenmarsen overleefde, was de eerste vluchteling die officieel op het stadhuis van Westerbork werd geregistreerd. Reservekapitein Jacques Schol van het gedemobiliseerde Nederlandse Leger en voormalig commandant van het vluchtelingenkamp nabij Hellevoetsluis werd op 16 juli 1940 benoemd tot commandant van het kamp Westerbork. Daarmee verving hij mr. Syswarda die deze functie sinds de oprichting van het vluchtelingenkamp had vervuld.

 

Jacques Schol en zijn vrouw. Schol was reservekapitein van het gedemobiliseerde Nederlandse Leger en voormalig commandant van het vluchtelingenkamp nabij Hellevoetsluis werd op 16 juli 1940 benoemd tot commandant van het kamp Westerbork.


In februari 1942 introduceerde kapitein Schol nieuwe regels voor de kampinwoners. Omdat de geïnterneerden voornamelijk Duits spraken werden alle regels en voorschriften voortaan in het Duits uitgebracht. Schol formeerde werkgroepen en deelde alle vluchtelingen boven de veertien jaar in. Een werkgroep werd Dienstzweig genoemd. Boven elke Dienstzweig benoemde hij een Dienstleiter. De Dienstleiter was verantwoordelijk voor het efficiënt en ordentelijk verloop van de te vervullen taken van de Dienstzweig. Schol was niet op de hoogte van de Duitse plannen met de Nederlandse Joden en de Duits Joodse vluchtelingen en realiseerde zich niet dat de efficiënte organisatievorm van het vluchtelingenkamp Westerbork, die hij had bewerkstelligd, de Duitse plannen in een later stadium sterk in de kaart zou spelen. Hij selecteerde en stelde leiders voor deze werkgroepen aan uit de reeds langer in het kamp aanwezige Duitse vluchtelingen. Onder hen waren Kurt Schlesinger, die tot Oberdienstleiter werd aangesteld. Dr. Fritz Spanier werd benoemd tot chef van de medische staf en Arthur Pisk tot chef van de Ordnungsdienst.

De OD deed ondermeer als kampbrandweer dienst en later, nadat de functie van het vluchtelingenkamp werd gewijzigd tot een doorgangskamp, veranderde de taak van de OD en werd deze de interne Joodse politie. Zij waren verantwoordelijk voor het handhaven van orde en discipline onder de geïnterneerden. Deze taak kwam het meest tot uitdrukking tijdens de gevreesde transporten vanuit Westerbork naar het Oosten. De OD bestond voornamelijk uit jonge Duitse vluchtelingen die eerder in de kampbrandweer hadden gezeten. Gevolg was, dat na de overgang van Vluchtelingenkamp Westerbork naar Durchgangslager Westerbork het aandeel van de Duitse Joodse vluchtelingen in vergelijking met Nederlandse Joden aanmerkelijk groter was. Het dient vermeld te worden dat het grootste deel van de Duitse geïnterneerden niet tot de Alte Lagerinsassen - elitegroep gerekend kon worden. Ook zij werden gedeporteerd voor de zogenaamde werkverschaffing in het Oosten. In het begin dachten de geïnterneerden in Westerbork dat zij nog redelijk veilig waren, maar zij zouden snel ervaren dat deportatie een wisse dood betekende in een van de vernietigingskampen in Polen.

Kapitein Schol bleef tot januari 1943 in functie, waarbij hij onder drie Duitse SS kampcommandanten had gediend. Gedurende de eerste twee jaren van de Duitse bezetting leefden de geïnterneerden in een soort status quo. Er was nog geen prikkeldraadomheining en de geïnterneerden werden nog niet als gevangenen behandeld. Er was wel strikte beperking op de vrijheid, want steeds als zij het kamp wilden verlaten dienden zij dit aan te vragen onder opgaaf van redenen. Gedurende het laatste deel van 1941 ontvingen de nazi autoriteiten instructies uit Berlijn om Entjudung - het verwijderen van alle Joden uit Nederland in gang te zetten. Het reeds bestaande en bijna afgebouwde kamp in Westerbork was een ideale plaats voor dit doel. Begin 1942 werden er 24 grote houten barakken van slechte kwaliteit voor dit doel bijgebouwd. Elke barak had een capaciteit van ongeveer 300 mensen. Met de nieuwe barakken afgebouwd en een organisatie die liep als een gesmeerd wiel was aan alle voorwaarden voor de deportatie van de Nederlandse Joden voldaan.

Durchgangslager Westerbork van 1942-1945
Voorportaal van Auschwitz

Deppner, de eerste Duitse commandant van kamp Westerbork

Gemmeker, de laatste commandant van kamp Westerbork

Op 1 juli 1942 werd het vluchtelingkamp Westerbork officieel in gebruik genomen als Durchgangslager. Hiervandaan werden 107,000 Nederlandse Joden en Duits-Joodse vluchtelingen, also ook 250 Sinti en Roma. Onder hen waren 22,025 kinderen en jonge mensen beneden de 21 jaar, naar de vernietigingskampen in Polen gestuurd. Vanaf diezelfde datum ressorteerde Durchgangslager Westerbork onder de jurisdictie van de Befehlshaber der Sicherheitspolizei - Sipo und Sicherheitdienst. De eerste Duitse kampcommandant was SS-Sturmbannführer dr. Erich Deppner. Hij was commandant van 1 juli 1942 tot 1 september 1942. Deppner was een bruut individu zonder enige compassie. Hij was verantwoordelijk voor het eerste transport van Westerbork naar Auschwitz/Birkenau, een transport dat al direct omgeven was met rellen in het kamp. Om zijn quotum van 1000 mensen te halen liet hij willekeurig mensen uit het kamp zonder pardon op transport zetten. Hij wees kinderen aan zonder ouders en ook vrouwen die in afwachting van hun kamp registratie nog in de rij stonden te wachten.

Om die reden werd hij op 1 september 1942 vervangen door SS-Sturmbannführer Josef Hugo Dischner. Dischner was niet veel beter. Hij was verslaafd aan alcohol en mishandelde regelmatig de kampgevangenen met zijn zweep, hetgeen grote paniek veroorzaakte onder de slachtoffers. Dischner hield het slechts zes weken vol. Om de nietsvermoedende kampbewoners te laten geloven dat hun toekomst nog niet zo slecht was werd Dischner op 12 oktober 1942 vervangen door SS-Obersturmführer Albert Konrad Gemmeker. Gemmeker zorgde ervoor dat Schol in januari 1943 uit de dienst van het Ministerie van Justitie werd ontslagen. Hij kon geen pottenkijker gebruiken bij het werk dat hem opgedragen was. Gemmeker bleef commandant van Westerbork tot 11 april 1945, een dag voor de bevrijding van het kamp door het South Saskatchewan Regiment van het Canadese bevrijdingsleger.

Vanaf een wachttoren uitzicht op de strafbarakken en de latrines van kamp Westerbork

Een tweede, kleiner maar qua behandeling veel wreder was kamp Vught bij 's Hertogenbosch, de hoofdstad van de provincie Noord-Brabant. Gesitueerd in het zuid-oosten van Nederland werd het kamp voornamelijk gebruikt om politieke gevangenen en gijzelaars te herbergen. Ondanks dat werd ook dit kamp betrokken bij de vernietiging van de Nederlandse Joden en werden deze hier opgesloten in afwachting van hun deportatie via Westerbork naar Auschwitz of Sobibor.

Tussen juli 1942 en november 1944 werden ongeveer 107.000 Joden en 250 Sinti via deze twee kampen gedeporteerd. Vijfenzestig treinladingen met 60.330 slachtoffers die direct naar Auschwitz II, beter bekend als Birkenau, gestuurd werden. De meeste slachtoffers zagen het cynische bord, ARBEIT MACHT FREI - WERK BEVRIJDT, niet eens. Dit smeedijzeren bord was op het toegangshek van Stammlager Auschwitz - Hoofdkamp Auschwitz geplaatst. In plaats daarvan werden zij regelrecht afgevoerd naar Birkenau, waar onmiddellijk na aankomst de Selectie plaatsvond en in de meeste gevallen ook de vernietiging. 

Enkele er nog krachtig uitziende mannen en vrouwen, werden gescheiden van de rest. Personen die niet geschikt geacht werden om te werken gingen direct naar de gaskamers. De laatste trein met gevangenen die in Birkenau zou aankomen verliet Westerbork op 3 september 1944. Onder hen waren Anne Frank en haar familie. In totaal 854 gedeporteerden die Westerbork verlieten overleefden de hel van Birkenau. De volledige omvang en implicatie van de Holocaust werd pas na het einde van de oorlog in 1945 bekend.

In totaal werden 19 transporten direct naar Sobibor gestuurd. De klok op het station van Sobibor was een nepklok. De wijzers gaven altijd dezelfde tijd aan. Dat viel overigens de slachtoffers, die onder dwang van de trein werden gehaald, niet op. Direct na aankomst werden zij naar de gaskamers gestuurd. Slechts 18 Nederlandse Joden wisten de dood op deze afschuwelijk plaats te ontlopen. De dienstregeling op het station was ook nep, er is uit Sobibor geen enkele trein vertrokken, behalve dan de lege treinen die terug reden naar Westerbork. Deze werden teruggestuurd om de volgende lading met slachtoffers op te halen. De 34.313 Joden die hier vanuit Westerbork arriveerden hadden niet in de gaten dat dit hun laatste station zou zijn.

Daarnaast vervoerden 9 deportatietreinen 4.870 Joden naar Theresienstadt, evenals Westerbork een Durchgangslager, ten noorden van Praag in wat nu Tsjechië heet. Van deze transporten overleefden 2.000 mensen de oorlog. In totaal werden 3.724 slachtoffers vanuit Westerbork doorgestuurd naar Bergen-Belsen, een ander berucht concentratiekamp vlakbij Hannover in Duitsland.

Nadat het laatste transport op 13 september 1944 richting Bergen-Belsen was vertrokken bleven ongeveer 600 Joden in het kamp achter. Onder hen was Oberdienstleiter Kurt Schlesinger. Een aantal leden van de Duitse Joodse elite behoorde ook tot de overlevenden. Gedurende de tijd van de deportaties was voornamelijk Schlesinger verantwoordelijk voor het samenstellen en uitvoeren van de transporten geweest. Nu werd hij verantwoordelijk gesteld voor de liquidatie van het kamp. Wat de nazi's betrof: voor hen was het Joodse vraagstuk voor Nederland opgelost. Het SS hoofdkwartier in Berlijn, onder leiding van SS Obersturmbannführer - SS luitenant kolonel Adolf Eichmann van Bureau IV B4, was meer dan tevreden over de efficiënte manier waarop de Nederlandse en Duitse Joden uit Nederland naar de vernietigingskampen waren gedeporteerd.

 

Dienstleiter, Kurt Schlesinger. Hij was een man van het eerste uur. In 1939 bij de grens gearresteerd en in Westerbork terecht gekomen. Een eersteklas bureaucraat. Al in de Nederlandse periode stond hij kampcommandant Schol met raad en daad terzijde. Toen al werd hij spottend de burgemeester van Westerbork genoemd.

Op 12 april 1945 kwam de bevrijding voor de 876 gevangenen. Volgens Hans Colpa, in 1993 was hij waarnemend directeur van het Herinneringscentrum te Westerbork, was het 8th Canadese verkenningsregiment (Troop#7), ook bekend als het Terrier peloton geleid door Lt. Sheppard, dat als eerste het kamp naderde. Het South Saskatchewan regiment volgde op de hielen. In het kamp wachtte men vol spanning op de bevrijders. Het waren de gevangenen zelf geweest die aan Aad van As gevraagd hadden om, zodra de SS vertrokken was, de leiding van het kamp over te nemen. Van As behoorde tot die groep Nederlandse burgers die tijdens de oorlogsjaren in het kamp een functie bekleedde. Hij was het hoofd van de distributie en had van meet af aan het vertrouwen van de kampbewoners. Toen het leek dat de bevrijders in aantocht waren, stuurde van As het hoofd van de buitendienst, Zielke, op de Canadezen af. Deze had alle mogelijke gegevens over het kamp bij zich.

Rond drie uur in de namiddag werden de kampbewoners door van As in de Grote Zaal bij elkaar geroepen om te overleggen wat er verder gebeuren moest. Plotseling riep iemand van achter uit in de zaal, "Meneer van As, telefoon voor u". Op zijn vraag, "Wie vraagt er naar mij," kwam het antwoord, "De Tommies zijn er". Met die uitbundige kreet stoof iedereen naar buiten, richting kampboerderij, om de bevrijders binnen te halen. Velen sprongen bovenop de pantserwagens en reden als overwinnaars tot aan de ingang van het kamp. Nadat kapitein Morris, de inlichtingenofficier verbonden aan de Canadian Scotts zich met van As had onderhouden, sprak deze Canadees de bevrijdde gevangenen toe.




© Copyright Sion 2002 - 2013

 






 Contact

 Credits

Gastenboek

 Disclaimer

 Home