Herinneringen van Jan de Werd aan de Arbeidsdienst in Kiel a
De bombardementen werden altijd heel dramatisch omgeroepen. Je hoorde dan: “Feindlicher Anflug auf Kiel! Im Stadtviertel sind schon Bomben abgeworfen.” Het was een afschuwelijk geluid, wanneer de bommen fluitend naar beneden vielen. Ik kan het mij nog precies voorstellen. Je hoorde dat en dacht: “Nog één of twee minuten en dan zij zijn beneden en komen op ons terecht.” Hoewel ons kamp buiten de stad lag, is het toch één keer gebombardeerd. Het was in het weekend en ik had daarom geen nachtdienst. De meesten zijn toen naar de stad gevlucht, maar ik ben met een stuk of tien in een kleine schuilkelder gaan zitten. Dat was alleen maar een houten optrek met wat aarde erover heen. Hij stond wel helemaal te schudden, maar godzijdank is er geen bom op gevallen. Anders waren wij er geweest. Ik kan mij herinneren dat zogenaamd sterke jongens er niet meer tegen konden en huilbuien kregen. Die moesten wij ook nog kalmeren. Na dat bombardement waren alle barakken kapot en onze koffers weg. Alleen de eetzaal stond er nog nog. Die werd toen ingericht als een grote slaapzaal met veldbedden. Wij krijgen toen afschuwelijk zittende kleren en Holzschuhe, schoenen uit hout. Wij zagen er echt uit als landlopers. Het allerzwaarste bombardement duurde een week, waarbij de hele stad in brand stond. Dat was nog veel heviger dan het bombardement van Rotterdam. Daarvoor was Kiel een mooie stad geweest, maar daar was natuurlijk niets meer vanover. Alleen de buitenwijken stonden er nog. Op de radio werden toen mooie zachte melodien gespeeld om de mensen een beetje op hun gemak te stellen. Ik herinner mij nog goed aan de Noorse sopraan Kirsten Flagstad, die het lied “Die Nachtigall” van Brahms zong. Dat maakte diepe indruk op mij. Je zag de hele stad branden en dan hoor je opeens zo’n hemelse melodie. Zulk soort dingen onthoud je.
In een winkeltje heb ik een mooie plattegrond van Sleeswijk-Holstein gekocht. Op een gegeven moment kwam er echter een controle in ons Lager door de Sicherheitspolizei en die vonden die kaart in mijn kast. Zij zeiden: “Wat doe je daarmee? Waarom ben je daarin geinteresseerd?” Het werd heel verdacht gevonden, alsof ik een soort spion was. Ik kon duidelijk maken dat ik daar op vakantie was geweest, en dat ik die kaart in een winkel had gekocht om te wandelen. Het is goed afgelopen, maar het werd als een zeer ernstig feit gezien dat je een landkaart met al de wegen erop in je bezit had. Bij dat bombardement is ook de hele fabriek er aan gegaan. Dat was de gevaarlijkste nacht die ik heb meegemaakt. Wij zaten toen in de schuilkelder en hoorden hoe de fabriek getroffen werd. Er waren ook Italianen bij, die helemaal in paniek raakten en “Madre dio!” riepen. In vergelijking met de Nederlanders waren het natuurlijk heel emotionele mensen. Op een gegeven moment kwam allemaal rook naar binnen en stikten wij bijna. Midden tijdens het bombardement moesten wij toen de schuilkelder uit. Ik kan mij nog goed herinneren dat ik met diezelfde Rotterdammer door die smalle gangetjes gelopen en links en rechts alles in vlammen stond. Het was gloeiend heet en mijn haren zijn zelfs verschroeid. Uiteindelijk zijn wij in andere schuilkelder gegaan, waar wij tenminste veilig waren. Het heeft uren geduurd en na afloop moesten wij weer terug naar het kamp. En bleek dat er overal fosforbommen waren afgeworpen. Op het gras zag je het fosfor met zo’n lila glans blinken. Daar mocht je niet inkomen, want wanneer het op je huid kwam, brandde die weg. Wij droegen weliswaar Holzschuhe, maar toch was het uiterst gevaarlijk. Eigenlijk waren dat gemene middelen en een oorlogsmisdaad. De laatste acht maanden, toen de fabruik verwoest was, moesten wij met schoppen de stad in om puin te ruimen. Wij hebben ook regelmatig mensen gevonden, die er onder lagen. Dan was je bezig met puinruimen en zag opeens twee schoenen en voeten. Je ging dan naar de leider van de ploeg en mocht verder niets doen. In Kiel was ook een professorenwijk, waar grote huizen van professoren stonden. Hele bibliotheken lagen daar onder het puin. Omdat het winter was, mocht je de boeken in veiligheid brengen, en ik heb toen verschillende boeken voor mijzelf meegenomen. Ik weet nog wel dat het over Hegel ging. Daardoor is ook mijn belangstelling voor Hegel ontstaan. Ik heb hen later meegenomen naar Nederland, maar ik heb er geeneen meer.
|